![]() | |
Jaartal / nummer 2000 / 182 Naam Publicatiedatum Opmerkingen | |
- | Vaststelling van de verordening bij raadsbesluit van 27 januari 1999 (raadsvoorstel nummer 2/1999. Datum van inwerkingtreding is (gelet op het bepaalde in artikel 139 van de Gemeentewet) gesteld op 27 januari 1999 (direct aansluitend na besluitvorming en publikatie), waarbij terugwerkende kracht ingaande 1 januari 1999. Bij de inwerkingtreding van deze verordening is gemeenteblad nummer GB97-42 vervallen. |
- | 1e Wijziging van de verordening (parkeerfaciliteiten voor raadsleden) bij raadsbesluit van
28/29 juni 2000, raadsvoorstel nummer 106/2000. De datum van inwerkingtreding is
conform artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 13 juli 2000, op welke datum deze
publicatie in de plaats treedt van voorgaand gemeenteblad GB99-17. De informatie uit voorstel en met name het besluit (RIS-nr. 106/2000), formeel bijlagen bij de publicatie, is na raadpleging van de raadsbesluitenlijst volledig in het onderhavige gemeenteblad verwerkt. De bijlagen bevatten géén extra informatie omtrent de regelgeving, echter wel achtergrondinformatie over de wijziging. Ze zijn in te zien of verkrijgbaar via het gemeentelijk informatiecentrum "Open Huis". |
Aantal bladzijden / verkoopprijs 3 / f 0,30 + eventueel f 0,10 per pagina voor de bijlage | |
![]() |
![]() |
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare
vergadering van 27 januari 1999; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 januari 1999; Gelet op de artikelen 95, 97, 99 en 149 van de gemeentewet
en het Koninklijk Besluit van Besluit | |
I. | De bij besluit van 16 april 1986 vastgestelde
"Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden" in
te trekken. |
II. | Vast te stellen de navolgende "Verordening
geldelijke voorzieningen raadsleden" |
Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: | |
a. | de leden van de raad: de leden van de raad
die geen lid zijn van het college van burgemeester en wethouders; |
b. | Algemene Maatregel van Bestuur: het Koninklijk
besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, nadien gewijzigd, tot uitvoering
van artikel 95 en artikel 96 van de gemeentewet. |
Vergoeding en tegemoetkoming in kosten
Artikel 2 | |
Artikel 3 | |
1. | De leden van de raad ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfskosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur, welke wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in gemeentelijke Reis- en verblijfskostenregeling 1989, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig de vergoeding gelijk wordt gesteld aan het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld. |
2. | In geval van een buitenlandse reis vindt
een vergoeding als bedoeld in lid 1 slechts plaats indien en voor
zover het college van burgemeester en wethouders met de deelname
door leden van de raad heeft ingestemd. |
Artikel 4 | |
1. | De in artikel 2 van deze verordening bedoelde vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten, worden in twaalf termijnen, telkens aan het eind van iedere maand, aan de rechthebbende uitbetaald. |
2. | De vergoeding genoemd in artikel 3 van
deze verordening, wordt op declaratiebasis betaalbaar gesteld. |
Secundaire voorzieningen
Artikel 5 | |
2 | |
![]() |
![]() |
Artikel 6 De leden van de raad hebben aanspraak op deelname aan een collectieve verzekering die voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een uitkering bij invaliditeit en overlijden. De premie van de verzekering komt ten laste van de gemeente. | ||||
Artikel 7 | ||||
1. | Het lid van de raad dat een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet heeft ten laste van de gemeente recht op een aanpassing van zijn vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid indien en voor zolang de na toepassing van artikel 20 van de Werkloosheidswet ontstane korting op de uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid. Aanpassing geschiedt zodanig dat de vergoeding wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. | |||
2. | Het lid van de raad dat een uitkering ontvangt op grond van het Besluit
werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel heeft ten laste
van de gemeente recht op een aanpassing van zijn vergoeding voor
de werkzaamheden als raadslid indien en voor zolang de na toepassing
van artikel 6, vierde lid van dat besluit ontstane korting op
de uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap
meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid.
Aanpassing geschiedt zodanig dat de vergoeding wordt verhoogd
tot het bedrag van bedoelde korting. | |||
Artikel 8 | ||||
1. | De leden van de raad ontvangen ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ter zake van kosten voor in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang. | |||
2. | Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen ter uitvoering van
het in het voorgaande lid bepaalde. | |||
Artikel 9 Burgemeester en wethouders kunnen aan de leden van de raad parkeerfaciliteiten verlenen met het oog op werkzaamheden van de raadsleden als zodanig. (Uit het raadsvoorstel blijkt dat burgemeester en wethouders, ter uitvoering van dit artikel, in hun vergadering van 2 mei 2000 (CIS-nr. 523/2000 - agendapuntnr. 2.5 hebben bepaald, dat de parkeerfaciliteit zal gelden voor de Nieuwstraatgarage) | ||||
Artikel 10 | ||||
1. | Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden". | |||
2. | Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1999. | |||
Oorspronkelijk vastgesteld door de raad der gemeente Nijmegen in zijn | ||||
3 | ||||
![]() |
![]() |