De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare
vergadering van 27 januari 1999; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 januari 1999; Gelet op de artikelen 95, 97, 99 en 149 van de gemeentewet
en het Koninklijk Besluit van Besluit | |
I. | De bij besluit van 16 april 1986 vastgestelde
"Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden" in
te trekken. |
II. | Vast te stellen de navolgende "Verordening
geldelijke voorzieningen raadsleden" |
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder: | |
a. | de leden van de raad: de leden van de raad
die geen lid zijn van het college van burgemeester en wethouders; |
b. | Algemene Maatregel van Bestuur: het Koninklijk
besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, nadien gewijzigd, tot uitvoering
van artikel 95 en artikel 96 van de gemeentewet. |
Vergoeding en tegemoetkoming in kosten
Artikel 2 De leden van de raad ontvangen per kalenderjaar
een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in
de kosten ten bedrage van 100% van de bedragen, vermeld in de
bij de Algemene Maatregel van Bestuur behorende tabel I. | |
Artikel 3 | |
1. | De leden van de raad ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfskosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur, welke wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in gemeentelijke Reis- en verblijfskostenregeling 1989, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig de vergoeding gelijk wordt gesteld aan het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld. |
2. | In geval van een buitenlandse reis vindt
een vergoeding als bedoeld in lid 1 slechts plaats indien en voor
zover het college van burgemeester en wethouders met de deelname
door leden van de raad heeft ingestemd. |
Artikel 4 | |
1. | De in artikel 2 van deze verordening bedoelde vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten, worden in twaalf termijnen, telkens aan het eind van iedere maand, aan de rechthebbende uitbetaald. |
2. | De vergoeding genoemd in artikel 3 van deze verordening, wordt op declaratiebasis betaalbaar gesteld. |
2 | |
![]() |
![]() |
Secundaire voorzieningen
Artikel 5 De leden van de raad hebben aanspraak op deelname
aan een collectieve ongevallenverzekering die voorziet in een
kapitaaluitkering bij overlijden en blijvende invaliditeit, alsmede
een uitkering bij tijdelijke ongeschiktheid en vergoeding van
geneeskundige behandeling. De premie van de verzekering komt ten
laste van de gemeente. | |||||||
Artikel 6
De leden van de raad hebben aanspraak op deelname
aan een collectieve verzekering die voorziet in de opbouw van
een ouderdomspensioen en een uitkering bij invaliditeit en overlijden.
De premie van de verzekering komt ten laste van de gemeente. | |||||||
Artikel 7 | |||||||
1. | Het lid van de raad dat een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet heeft ten laste van de gemeente recht op een aanpassing van zijn vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid indien en voor zolang de na toepassing van artikel 20 van de Werkloosheidswet ontstane korting op de uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid. Aanpassing geschiedt zodanig dat de vergoeding wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. | ||||||
2. | Het lid van de raad dat een uitkering ontvangt op grond van het Besluit
werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel heeft ten laste
van de gemeente recht op een aanpassing van zijn vergoeding voor
de werkzaamheden als raadslid indien en voor zolang de na toepassing
van artikel 6, vierde lid van dat besluit ontstane korting op
de uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap
meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid.
Aanpassing geschiedt zodanig dat de vergoeding wordt verhoogd
tot het bedrag van bedoelde korting. | ||||||
Artikel 8 | |||||||
1. | De leden van de raad ontvangen ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ter zake van kosten voor in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang. | ||||||
2. | Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen ter uitvoering van
het in het voorgaande lid bepaalde. | ||||||
Artikel 9 | |||||||
1. | Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden". | ||||||
2. | Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1999. | ||||||
| |||||||
3 | |||||||
![]() |
![]() |