Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
1 worden doorgeleid. Hiervoor moest een voorziening worden gezocht conform het raadsbesluit. Afhandeling van de lopende zaken Een medewerker van het Bureau Ombudswerk Etnische Groepen (BOEG) heeft de opdracht gekregen om onderzoek te doen in het archief van de Gemeentelijke Ombudsman teneinde vast te stellen welke dossiers nog openstonden en welke zaken reeds waren gesloten. Ook had deze medewerker de opdracht om te onderzoeken of de nog openstaande dossiers zaken betroffen die op grond van artikel 11 van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman als ontvankelijk zouden zijn op te vatten. Tevens had het onderzoek tot doel om te bezien of ontvankelijke zaken in goed overleg met de klagers - en wel door middel van een schikking - zouden zijn te regelen. Op deze wijze zou in kaart moeten worden gebracht welke van de lopende zaken uiteindelijk nog aan de in te stellen onafhankelijke klachtinstantie overgedragen dienden te worden. Tot slot had de BOEG-medewerker de opdracht de nog binnenkomende zaken aan de bevoegde instanties door te leiden (zie: onderstaande paragraaf Afhandeling ingekomen zaken) en om het archief te ordenen en onder te brengen bij de afdeling Gegevensverwerving en Beheer. Het onderzoek van de lopende zaken De inventarisatie van de Gemeentelijke Ombudsman gaf geen alomvattend inzicht in de stand van zaken. Ook het archief kende niet een zodanige ordening, dat er snel inzicht kwam in de afhandeling van de ombudszaken. Bovendien konden niet alle dossiers worden teruggevonden. Daardoor heeft het tot eind april geduurd, voordat het onderzoek definitief met een compleet overzicht kon worden afgerond. De onderzoeksresultaten In totaal werden 40 dossiers in het archief gevonden, waarvan op voorhand niet duidelijk was of deze nog als lopende zaken waren aan te merken, en waarvan het evenmin duidelijk was op welke wijze ze zouden moeten worden afgehandeld. Op grond van de inventarisatie van de Gemeentelijke Ombudsman kon worden vastgesteld, dat er nog 4 dossiers in het archief ontbraken. Een rappelbrief van één van de klagers bracht aan het licht, dat er daarenboven nog 2 dossiers waren welke niet in het archief konden worden teruggevonden. In totaal waren er dus 46 dossiers, waarin nader onderzoek nodig was. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden tijdens de eerste 4 maanden van dit jaar. Op 29 april j.l. is hierover per dossier aan de verantwoordelijke portefeuillehouder gerapporteerd. Om de privacy van de betrokken klagers te beschermen - en tevens om een handzaam overzicht te geven van de |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
2 onderzoeksresultaten - doen wij u hierbij de volgende samenvatting toekomen; in casu: o 25 dossier bleken bij nader onderzoek niet-ontvankelijke zaken te betreffen - dat wil zeggen: de Gemeentelijke Ombudsman zou op grond van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman óf niet bevoegd zijn geweest tot onderzoek (artikel 11, lid 1, onder a-f), óf niet verplicht (artikel 11, lid 2, onder a-j). De handelwijze was als volgt: - 10 van de klagers met niet-ontvankelijke zaken waren daarvan al op de hoogte gesteld door de Gemeentelijke Ombudsman; echter liepen hier nog andere activiteiten (advies, bemiddeling, doorverwijzing, terugverwijzing naar klachtencoördinator) die nog niet geheel waren afgerond. Dit is alsnog gedaan, waarna de dossiers zijn afgelegd. - De overige klagers met niet-ontvankelijke zaken hadden in een aantal gevallen geen schriftelijke ontvangstbevestiging van de Gemeentelijke Ombudsman ontvangen, en in ieder geval zeer lange tijd (in alle zaken: langer dan één jaar - in één zaak zelfs twee jaar) zelf niet gerappelleerd. Deze dossiers zijn zonder bericht aan klagers afgelegd. Voor deze weg is gekozen, omdat de dossiers onvoldoende informatie gaven over de vraag of de kwestie van niet- ontvankelijkheid al met klagers besproken was, en dus of de dossiers al met medeweten van de klagers gesloten waren. Bovendien leert de ervaring, dat binnen een dergelijke mate van tijdsverloop vaak al zodanige ontwikkelingen plaatsvinden, dat voor de klachten al op andere wijze een oplossing gevonden is. Een andere afweging in dit verband betrof het belang van klagers - met name gelet op het niet-ontvankelijke karakter van de klachten. o 19 dossiers bleken ontvankelijke zaken te betreffen. De handelwijze was als volgt: - 4 dossiers konden in goed overleg met klagers door bemiddeling worden opgelost, waarna de dossiers werden afgelegd. - 2 klagers reageerden niet binnen de gegeven termijn van 4 weken op het behandelingsvoorstel. Deze dossiers zijn daarop (conform het gestelde in de brieven aan klagers) afgelegd. - 2 dossiers betroffen zaken, waarin de Gemeentelijke Ombudsman uitspraak had gedaan, waarvan klagers (nog) niet in kennis waren gesteld. Klagers zijn alsnog op de hoogte gesteld van de gedane uitspraken, waarna deze dossiers zijn afgelegd. - 1 dossier betrof een beroep bij de Gemeentelijke Ombudsman wegens termijnoverschrijding in de klachtenprocedure in eerste aanleg. Deze zaak is terugverwezen naar de directeur van de dienst die deze klacht te behandelen heeft. |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
3 - 4 dossiers kwamen in aanmerking voor behandeling door een onafhankelijke klachtinstantie. Klagers zijn hiervan inmiddels op de hoogte gebracht en verzocht om binnen een termijn van 4 weken te reageren. In 2 zaken is inmiddels een reactie binnen, waarbij klagers zich met de overdracht aan de onafhankelijke klachtinstantie akkoord hebben verklaard. Bij uitblijven van een reactie binnen de gestelde termijn, zullen de dossiers worden afgelegd; dat is klagers ook meegedeeld. - 6 dossiers: hier gaat het om zaken, waarin werd vastgesteld dat het onderzoek niet meer conform de bepalingen in de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman zou kunnen worden afgerond. Doorverwijzing naar een onafhankelijke klachtinstantie lijkt daarmee niet de aangewezen weg. Over de wijze waarop deze dossiers zou moeten worden afgehandeld, zal ik in onderstaande ingaan (zie: paragraaf Behandeling resterende zaken). o 2 dossiers van één klager zijn nog steeds niet terecht, en bijgevolg ook nog niet onderzocht. Klager heeft hier inmiddels rappel over doen uitgaan. Met hem zal zo spoedig mogelijk contact worden gezocht. Afhandeling ingekomen zaken Na de ziekmelding van de Gemeentelijke Ombudsman zijn nog 15 brieven binnengekomen. Ook deze zaken zijn onderzocht door de BOEG-medewerker. De handelwijze was als volgt: o 14 dossiers konden worden doorverwezen naar de verantwoordelijke diensten in verband met klachtenbehandeling, dan wel informatie en advies. o 1 dossier betrof een klacht in tweede instantie in de zin van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman. Deze komt in aanmerking voor doorverwijzing naar de onafhankelijke klachtinstantie. Klager is inmiddels op de hoogte gebracht en heeft een reactietermijn van vier weken gekregen. In dit traject zijn ook brieven gestuurd aan de vaste externe relaties van de Gemeentelijke Ombudsman, waarin meegedeeld is op welke wijze de gemeente in de ombudsfunctie zal voorzien. Behandeling resterende zaken Conform het raadsbesluit zou de afhandeling van liggende klachten in handen moeten worden gegeven van een onafhankelijke klachtinstantie (amendement-Hirdes). Er ligt nu nog een totale voorraad van elf ontvankelijke klachten die voor doorverwijzing naar de voorgestelde |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
4 klachtinstantie in aanmerking zouden komen. Zoals in bovenstaande al is aangegeven, is het in zes van deze dossiers twijfelachtig of doorverwijzing de meest aangewezen weg is. Deze kwestie is op 18 mei in ons college aan de orde geweest. Wij willen in deze paragraaf ingaan op hetgeen bij die gelegenheid besproken en overwogen is aangaande deze twijfel. Tevens willen we aangeven welk alternatief ons voor ogen staat. Tijdsverloop vormt een belangrijke factor bij het succes van een eventueel uit te voeren onderzoek - zoals uitvoerig aan de orde is geweest in een voorbespreking op 24 maart j.l. met degene die als onafhankelijke klachtinstantie is aangezocht. Drie van deze klachten zijn meer dan twee jaar geleden ingediend. De overige drie klachten zijn tussen de 18 maanden en twee jaar oud. Daarmee is het tijdsverloop sedert het indienen van de klachten dusdanig, dat een succesvolle afronding van het onderzoek twijfelachtig mag heten. Deze twijfel houdt tevens voor een belangrijk deel verband met de eisen die de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman stelt ten aanzien van het klachtenonderzoek. In de meeste van deze zaken is het weliswaar tot een rapport van bevindingen gekomen; echter, ons inziens zou een onafhankelijke klachtinstantie daar niet zonder meer vanuit mogen gaan bij het vaststellen van een oordeel. Doorverwijzing naar een onafhankelijke klachtinstantie impliceert derhalve een volledig onderzoek zoals omschreven in de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman - in casu: het vastleggen van de klachtomschrijving; het informeren van het beklaagde orgaan omtrent de inhoud van de klachtomschrijving; het opstellen van een rapport van bevindingen en het gelegenheid bieden aan zowel de klager als het beklaagde orgaan tot een reactie daarop; het vaststellen van de uitspraak. Drie klachten hebben betrekking op wethouders die inmiddels geen deel meer uitmaken van het college, en die bijgevolg niet meer bij het onderzoek kunnen worden betrokken. Gelet op deze omstandigheden is het volgende van belang. Twee klachten hebben betrekking op de gedraging van een ander (huidig) lid van het college - maar: het tijdsverloop, resp. 26 en 30 maanden, maakt een afronding conform de verordening alleen al om die reden niet meer haalbaar. In één van deze dossiers was de Gemeentelijke Ombudsman in een concept-uitspraak zelfs al tot de overweging gekomen, dat artikel 11, lid 2, onder d, van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman van toepassing was - in casu: het belang van klager of gewicht van de gedraging is kennelijk onvoldoende om - in dit geval althans - het onderzoek voort te zetten. Bovendien kan in een aantal van deze zaken ook artikel 11, lid 2, onder i, van de verordening een rol spelen in verband met een door de klager ingestelde procedure bij de rechter, c.q. een andere wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening, tegen een handeling die nauw samenhangt met het onderwerp van de klacht. |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
5 Weliswaar had Gemeentelijke Ombudsman zich daarover in deze kwesties nog niet uitgesproken, maar het gegeven dat het een rol zou kunnen spelen bij de beoordeling van deze zaken door een onafhankelijke klachtinstantie is zeker niet zonder belang. Eén van de zes klachten heeft betrekking op de secretaris van de commissie Milieu, Verkeer & Vervoer & Coördinatie Integrale Veiligheid, c.q. de toenmalige voorzitter van deze commissie - een wethouder die inmiddels geen deel meer uitmaakt van het college. Bij deze klacht speelt behalve het tijdsverloop ook het gegeven een rol, dat een administratiefrechtelijke procedure is gestart vanwege een door de commissie genomen beslissing inzake openbaarheid van notulen. Deze kwestie houdt nauw verband met de gedraging waartegen de klacht zich richt. Daarmee is ons inziens opnieuw artikel 11, lid 2, onder i van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman in het geding. De Gemeentelijke Ombudsman was in het geheel niet toegekomen aan de behandeling van deze klacht, en dus ook niet aan enige overweging aangaande de eventuele toepassing van genoemd artikel van de verordening. Onze twijfel met betrekking tot de ratio van overdracht aan een onafhankelijke klachtinstantie wordt tevens gevoed door het feit, dat in deze zaken procedurele aspecten rondom het functioneren van raadscommissies - en meer in het bijzonder: de commissievoorzitters en secretarissen - de hoofdmoot van de klachten vormen. In casu geldt dit voor vijf van de zes dossiers - alle van één en dezelfde klager. Vanwege de ontstentenis van de Gemeentelijke Ombudsman zou dit soort klachten ook op alternatieve wijze kunnen worden behandeld. Te denken valt daarbij aan een onderzoek door de afdeling Centrale Juridische Zaken van de Directie Bestuur & Organisatie naar deze procedures. De klager kan daaropvolgend op de hoogte worden gesteld van de uitkomsten van het onderzoek. Daarmee is behalve het belang van klager ook het algemeen belang gediend. Wel moeten deze zaken dan formeel zonder uitspraak geseponeerd worden. Het zesde dossier (22 maanden oud; de wethouder inmiddels vertrokken; nauwelijks een begin van onderzoek door de Gemeentelijke Ombudsman) vormt een apart probleem. Nader onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat in deze zaak een meningsverschil tussen klager en de betreffende wethouder in het geding is. Daarmee is de kans erg groot, dat een onafhankelijke klachtinstantie in een uitspraak ex artikel 9, lid 3, van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman zou besluiten om niet tot een oordeel te komen vanwege onvoldoende zekerheid omtrent de feitelijke toedracht van de gedraging - temeer, omdat het hier gaat om de aard en de strekking van een in een persoonlijk gesprek gemaakte afspraak. Dit alles nog los van het feit, dat door het vertrek van de betreffende wethouder een onderzoek conform de Verordening op de Gemeentelijke |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
6 Ombudsman niet meer uit te voeren is. In deze zaak rest ons niets anders dan te berusten in het gegeven, dat de veranderde omstandigheden die vanwege het tijdsverloop zijn opgetreden tot geen enkele andere conclusie aanleiding geven dan klager ervan op de hoogte te brengen dat de zaak zonder uitspraak geseponeerd moet worden - uiteraard met excuses voor de ontstane situatie. Het is vooral het cumulatieve karakter van alle genoemde overwegingen welke ons tot de overtuiging brengt dat - althans in vijf van deze zaken - een alternatieve behandeling zoals in voorgaande voorgesteld de voorkeur zou moeten hebben boven doorverwijzing naar een onafhankelijke klachtinstantie. Een uitspraak ex artikel 9, lid 3, van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman komt daarmee dan wel buiten het bereik van de klager te liggen, maar de afhandeling komt naar de mening van ons college in materiële zin zeer dicht in de buurt van wat een uitspraak had kunnen opleveren. De vraag of een onafhankelijke klachtinstantie überhaupt nog wel in formele zin tot de bedoelde uitspraak zou kunnen komen, mede in relatie tot de kosten van een dergelijke overdracht, wegen in dit verband erg zwaar. In één dossier is, zoals in bovenstaande geconstateerd, een alternatieve behandeling niet meer mogelijk De onafhankelijke klachtinstantie Als onafhankelijke klachtinstantie is aangezocht: mw. mr. W. Meijs - onder andere actief als ombudsvrouw in de gemeente Wijchen. Zij heeft inmiddels te kennen gegeven bereid te zijn de 5 dossiers die voor behandeling in aanmerking komen af te werken. Per dossier krijgt zij hiervoor een separate opdracht namens het college, nadat de betrokken klagers hebben laten weten een verdere behandeling op prijs te stellen. Met mevrouw Meijs is een honorarium per dossier overeengekomen. Ook is met haar een regeling overeengekomen voor het declareren van onkosten. Ambtelijke ondersteuning krijgt zij van de BOEG-medewerker die het onderzoek in de ornbudszaken verricht heeft. De contacten met het college lopen via de afdeling Centrale Juridische Zaken van de Directie Bestuur & Organisatie. Mevrouw Meijs zal de zaken afhandelen conform het bepaalde in de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman. Gelet op het gestelde in artikel 8 van de verordening ligt de verantwoordelijkheid voor de afhandeling van de dossiers daarmee bij haar. Tot slot Ons college wil u, gelet op het gestelde over de zes resterende zaken, waarbij het onderzoek niet meer conform de bepalingen van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman kan worden afgerond, in kennis stellen van het voornemen van ons college om deze dossiers af te handelen zoals in bovenstaande is beschreven. Concreet betekent dat: |
Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
7 o Klagers gemotiveerd te informeren over de redenen voor een sepot zonder uitspraak. o 5 dossiers over te dragen aan de afdeling Centrale Juridische Zaken van de Directie Bestuur & Organisatie voor een onderzoek naar de ter discussie staande procedures. o 1 dossier af te leggen vanwege het ontbreken van een alternatieve oplossing voor afhandeling van de klacht. Tevens verzoeken wij u hierbij in te stemmen met de voorgestelde procedure. In relatie tot de overige dossiers verzoeken wij u eveneens tot instemming met de gevolgde procedure. Wat betreft de twee dossiers die nog niet zijn achterhaald, willen wij u verzoeken om, in geval deze dossiers evenmin overdraagbaar zijn aan de onafhankelijke klachtinstantie, in te stemmen met een behandeling conform de criteria die in de vergelijkbare dossiers zijn gehanteerd. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Secretaris, w.g. mr. E.M. d'Hondt w.g. W. Smids |
Rob Essers | |||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen (024) 355 81 71 rob@gaypnt.demon.nl | |||
Aan de commissie Algemene Zaken Korte Nieuwstraat 6 6511 PP NIJMEGEN | |||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum |
16 augustus 1999 | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Onderwerp afhandeling klachten | |||
Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief d.d. 16 augustus 1999 aan de Raad van de gemeente Nijmegen (met bijlagen). Dit biedt u de mogelijkheid om het college van Burgemeester en Wethouders hierover te adviseren voordat de brief wordt geagendeerd voor de raadsvergadering van 5 oktober 1999. Tijdens de vergadering van 24 juni 1999 heeft u ingestemd met het voorstel van het college inzake de uitvoering van raadsbesluit 222/1998 (Voorziening ombudsfunctie) ondanks het feit dat bijna 90% van de liggende klachten niet door een onafhankelijke instantie is afgehandeld. Van de negen zaken die ik aan de gemeentelijke Ombudsman voorgelegd heb, is zelfs 100% door het college afgedaan op een wijze die ik niet alleen onacceptabel acht, maar die bovendien in strijd is met het op 16 december 1998 unaniem door de raad aanvaarde amendement-Hirdes c.s. Het mag duidelijk zijn dat ik eraan hecht dat beslispunt 3 van raadsbesluit 222/1998 alsnog naar behoren uitgevoerd wordt. Met het voor kennisgeving aannemen van mijn brief aan de raad neem ik geen genoegen. Met vriendelijke groet en hoogachting, | |||
Bijlagen: 3. [ 1 | 2 | 3 ] | |||
Edited by RE |