Niek Engelschman (1913-1988)alias Bob Angelodrs. J.N. Warmerdam & drs. P. Koenders. Cultuur en Ontspanning; het COC 1946-1966. Utrecht: Interfacultaire Werkgroep Homostudies, Rijksuniversiteit Utrecht, 1987 (publikatiereeks homostudies 10); pp. 55, 60, 62 en 383:
Nico Engelschman: 'Een tijdschrift blijft altijd papier.'Nico Engelschman werd op 12 november 1913 in Amsterdam geboren. Hij was de oudste van vijf
jongens. Zijn vader was handelsreiziger, zijn moeder huisvrouw. Van huis uit behoorde hij in feite
politiek noch godsdienstig tot een bepaalde richting. Zijn vader was joods, zijn moeder lutheraans. Engelschman bracht zijn lagere-school-periode in Amersfoort door in verband met zijn vaders
werk. Medio jaren twintig verhuisde het gezin naar Amsterdam. Al snel daarna kwam
Engelschman in het arbeidsproces terecht. Armoede door de werkloosheid van zijn vader maakte
een middelbare schoolopleiding onmogelijk. Engelschman kreeg een baan als jongste bediende bij
een exportmaatschappij op Nederlands-Indië. Tot de Japanners in 1942 Nederlands-Indië
bezetten, werkte hij daar. In die tijd werd hij ook lid van Mercurius, de Algemene Nederlandsche
Bond voor Handels- en Kantoorbedienden. Hij kwam in de jeugdbeweging van de bond terecht.
Via de bond kwam Engelschman in aanraking met de A.JC en de SDAP. Zijn lidmaatschap zegde
hij in 1932 op. Engelschman werd lid van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), een
radicaal-socialistische partij die zich in 1932 van de SDAP had afgescheiden. In 1935 fuseerde de
partij met een andere radicaal-socialistische partij, de Revolutionair Socialistische Partij van Henk
Sneevliet, tot de RSAP. Het was een betrekkelijk kleine groepering van enkele duizenden mensen. Met name de jeugd was actief in de RSAP. Engelschman werd secretaris van de Revolutionair
Socialistische Jongeren. 'We organiseerden lezingen en studieweekends, waar dan aspecten van
belangrijke socialistische voorgangers aan de orde werden gesteld. We discussieerden over het
historisch materialisme, de Russische Revolutie, haar ontwikkeling, hoe zij op bepaalde punten uit
de hand gelopen was en wat Lenin nu eigenlijk bedoeld had. Maar we deden ook dingen die voor
elke jeugdbeweging typerend waren. We vonden het plezierig om er met elkaar een weekend op
uit te trekken, naar een of andere jeugdherberg, te wandelen, muziek te maken, kortom gezellige
dingen doen. Ik heb er een leuke tijd gehad en het heeft veel voor mijn zelfontplooiing betekend.
Er werden ook lezingen gehouden over seksualiteit in navolging van Reich. Homoseksualiteit
werd dan heel vaag aangestipt. In de jeugdbeweging leerde ik ook Last en Rot kennen. Ze werden
gevraagd om lezingen te houden. Later begreep ik pas dat Last ook homoseksuele gevoelens had,
hoewel ik dat had kunnen weten door zijn boek Zuiderzee, waarin dat aspect zeker naar voren
kwam. Mijn gevoelens naar bepaalde jongens toe waren ook zeer bedekt. Het was toen zo
makkelijk om je gevoelens te camoufleren, helemáál je gevoelens voor een bepaalde jongen.
Automatisch, intuïtief voelde je aan dat je gevoelens toch niet geaccepteerd zouden worden; zélfs
niet in dat libertaire milieu van de jeugdbeweging.' 2 In de jeugdbeweging werd de achttienjarige Engelschman verliefd op een jongen met wie hij,
nadat de jongen verhuisd was, twee jaar lang, correspondeerde. 'Alle brieven, zoowel de zijne als
die ik hem zond, zijn bewaard gebleven. Als ik ze doorlees moet ik glimlachen. Om de
droefgeestigheid. en mijn verlangen naar Tom, van wien ik zooveel hield. Wat begreep ik van
Tomasso Cavalieri, aan wien Michel Angelo zijn schoonste sonnet opdroeg, waaruit ik vaak
regels als motto voor mijn brieven aan Tom ontleende!' 3 Engelschman werd ook op een andere
jongen verliefd: Bob, aan wie hij goede herinneringen bewaarde. Via een advertentie in het Wierings Weekblad, het Amsterdamse huis-aan-huis advertentieblad,
leerde hij in 1938 een oudere homoseksuele man kennen, een academicus. Deze bracht
Engelschman met andere homoseksuelen in contact, onder anderen Ellenberger. Via Ellenberger
kwam hij in contact met Schorer, die hij tot twee keer toe bezocht. In die tijd begon hij zich ook
te verdiepen in allerlei beroemde, onder anderen Griekse en Romeinse, homoseksuelen uit de
westerse geschiedenis. Hij begon Couperus te lezen. 'Het werd me duidelijk dat er een heleboel
beroemde homoseksuele schrijvers waren geweest, waarvan ik tot dan nauwelijks enig idee had.
Homoseksualiteit was aan het einde van die jaren dertig nog een zeer moeilijke zaak. Je kon het
woord zelfs nauwelijks uitspreken of je moest eigenlijk wel tonen dat je je geneerde om zulke
woorden te gebruiken. Dat sprak mij ten zeerste aan. Ik had in die tijd namelijk al snel ontdekt dat
er nog van alles mogelijk was en moest gebeuren, maatschappelijk gezien. Met alle bewondering
die ik voor Schorer en zijn medewerkers had, had ik toch het idee dat het niet voldoende was. Er
zou meer gedaan kunnen en moeten worden.' 5 Via Schorer kreeg Stokvis de naam op van Engelschman. Stokvis vroeg hem of hij een
autobiografie wilde schrijven. Dat resulteerde in autobiografie III in Stokvis' boek. De redelijk
gunstige ontvangst van het boek vormde voor Engelschman de aanleiding om zijn idee dat er wat
meer kon en moest gebeuren, uil te voeren. Samen met Ellenberger en Diekmann, zijn toenmalige
persoonlijke vriend, ondernam hij stappen. In het najaar van 1939 verscheen een rondschrijven,
waarin aangekondigd werd dat er een tijdschrift voor homoseksuelen zou komen. Het
rondschrijven was ondertekend door Bob Angelo, het pseudoniem dat Engelschman voortaan
gebruikte en waaronder hij bekend werd. Toen de Duitsers in 1940 Nederland bezetten, kwam Engelschman in het verzet terecht. 'In de
oorlog heb ik aan het verzet deelgenomen, maar dat vind ik eigenlijk een groot woord. Een van
mijn broers en ik hebben joodse vrienden geholpen. Ze leven nog. Jef Last en Tom Rot, die ook in
het verzet zaten, kwamen een keer in de week met anderen bij mij thuis vergaderen. Dat was
vanaf 1943, toen ik aan de Keizersgracht ben komen wonen. Zelf heb ik toen deels bij mijn
moeder deels bij derden ondergedoken gezeten.' 7 Vermoedelijk was Engelschman betrokken bij
de verzetsgroep van de RSAP. De RSAP had ook banden met de Vonk-groep waar Last en Rot
bij zaten. Na de oorlog kwam hij bij de toneelgroep De vijfde mei werken. Het was een toneelgroep met
mensen die allen principieel geweigerd hadden lid te worden van de Kultuurkamer. Sedertdien
was hij dus beroepsacteur. 'In 1946 heb ik dat eigenlijk min of meer onderbroken, omdat dat
vreselijke reizen met de bus me enorm ging tegenstaan. Het vak heb ik niet geheel en al vaarwel
gezegd. Naast mijn COC-werk bleef ik altijd acteur. In het COC regisseerde ik zo nu en dan
bepaalde produkties, die ter opluistering dienden van feestelijke bijeenkomsten. Later werkte ik
ook voor radio en t.v.' 8 In 1946 begon Engelschman opnieuw met Levensrecht, maar een blad blijft altijd papier!
Engelschman was geïnteresseerd in mensen persoonlijk. Hij vond dat mensen mensen moesten
kunnen ontmoeten, mensen uit hun eigen gevoelswereld! 'De vereniging stond voor iedereen
open. Het was echt niet een groep van louter intellectuelen. In de jaren vijftig groeide de groep
van intellectuelen wel. Het kan heel goed dat mensen zich toen van het COC afwendden, omdat
ze het COC te intellectualistisch vonden. We waren toch een Gideonsbende, door de bank
genomen van goede komaf. We wisten wat we deden en waar we stonden. Voor de, laat ik
zeggen, meer eenvoudigen van geest gold primair de erotiek. Waar kun je mensen ontmoeten,
waar kun je relaties aangaan. De erotische kant heeft natuurlijk altijd een rol gespeeld. Dat was
ook het succes van de eerste bijeenkomsten. Het waren ook vaak hele gewone jongens die zich
met plezier hebben gewijd aan allerlei zaken die voor een bijeenkomst gedaan moesten worden.
Ook zij hebben de vereniging mee opgebouwd.' 9 Ook Engelschman zelf bouwde de vereniging
op als algemeen voorzitter, redacteur en directeur van het verenigingskantoor. Een groot deel van
zijn leven stond in het teken van het COC. Op 7 december 1986 werden zijn moed en inzet
beloond door een koninklijke onderscheiding, uitgereikt door minister E. Brinkman van WVC. In
hem werden ook de talloze anderen die zich hebben ingezet voor het COC en daarmee de
emancipatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland, geëerd.
Noten
1. Het verhaal is grotendeels gebaseerd op een vraaggesprek van Warmerdam met Engelschman,
12 maart 1986. |
[II]De Brug - 8 mei 1991RONDOM NIJMEGENEen lange geschiedenis van brieven en bordjes
IN HET MIDDELPUNT Zijn laatste project is geen klacht maar een opmerkelijk initiatief voor een emancipatiewijk in
Nijmegen. Het leverde een gewichtige correspondentie op - "ik heb het pas nog gewogen" - van
negenhonderd gram papier. De straatnamen zijn vorige week woensdag officieel geworden. Test De eerste brief werd verstuurd op 16 juni 1988. De drie waren benieuwd of de gemeente behalve
met woorden ook progressief was met daden. Rob Essers: "Tenslotte waren er twee
emancipatienota's verschenen, 'Marieke van Gemeentewegen' en 'Meer dan tolerantie'. Ons plan
kostte niks, want naambordjes moesten er toch komen. Een aardige test." Toegangsweg Het duurde tot 30 januari van dit jaar voor de raad unaniem akkoord ging de overgebleven straten
te noemen naar Niek Engelschman, oprichter van het COC, Benno Stokvis, schrijver van een
geruchtmakend boek met 35 portretten van homoseksuelen en Jaap van Leeuwen, COC-bestuurder van
het eerste uur. Het voorstel werd bij hamerslag aangenomen. Onderschrift
|
[III]Daags na de verschijning van bovenstaand interview van Annemieke Lourens
in De Brug van 8 mei 1991 werd
de straatnaam op een van de borden beklad. |
© 1995-2001 Rob Essers, Nijmegen |