Jonkerbosch –––––––––––––––
Groei en Bloei (2)
Br. Vertunianus
Grondtransport
De grond, die uit de fundamenten vrij kwam, werd met kruiwagens naar de grote kuil gereden. Achter in het bos moest een grote septictank komen voor de afvoer van de rioleringen. De honderden kubieke meters grond die daar uit kwamen moesten eveneens naar de kuil vervoerd worden. Daarvoor gebruikte men paard en kar. Voor een gulden of vijf per dag waren veel boeren uit de omtrek bereid de grond met paard en kar te verplaatsen, zodat regelmatig met tien tot twaalf karren werd gereden. Geen wonder dat de kuil gedeeltelijk dichtgroeide. Later kon over dit volgestorte gedeelte de weg gelegd worden, die achter het St. Jozefpaviljoen omloopt. Het sterke hellen van het terrein werd enigszins ondervangen door het kunstmatig opwerpen van de zg. helling. Met schop en kruiwagen, later met enkele kipwagentjes op rails, is dat werk klaar gekomen.
Eigen beheer
De aannemer had tijdens de bouw het beheer over het hele terrein. Omdat hij paarden gebruikte bij het werk, liet hij deze grazen op het bijgekochte stuk grond van de Steenakker. Daar was enkele jaren het voetbalveld van Hatert geweest en er groeide nog al wat gras en zelfs klaver. Braam liet het omheinen en de paarden waren binnen. Hij liet tevens een aardig huisje plaatsen dicht bij de wildeeendenvijver. Het bestond uit twee kamertjes en een gangetje. Dit huisje diende als speelgelegenheid voor de kinderen van Braam, die heel dikwijls in het bos hun vrije uren kwamen doorbrengen. Tot in de oorlog is dat huisje blijven staan: men gebruikte het als pluimveestal. Naderhand is het overgeplaatst naar het hertenkamp en verder naar de schooltuin. In de schooltuin diende het tot voor kort voor het wegbergen van het tuingereedschap.
Lange dagen
Ondertussen waren de school en het St. Jozefpaviljoen, na een tamelijk zachte winter (1933-1934), boven de grond verrezen. Vorstverlet was er bijna niet geweest. Er werd hard gewerkt. Het onderaanbesteden heeft hier het zijne toe bijgedragen. Wanneer eenmaal bv. een betonstorting was aangenomen door de arbeiders, werd er
gewerkt desnoods tot 9 of 10 uur 's avonds. Het graven van de riolering naar de septictank op een diepte van 3 meter is ook als onderling aangenomen werk tot stand gekomen. Zodoende werd er goed gewerkt en de uitvoerder behoefde niet telkens van het een naar het ander werk te lopen: alles lag nogal ver uit elkaar.
In de hete zomer van 1934 was het zware betonwerk geen sinecure. De hitte maakte het noodzakelijk dat het beton ook op zondag nat gehouden werd. Daarvoor werd de heer Nuy gevraagd, omdat hij toch in de buurt woonde. Driemaal stond hij dan op zo’n zondag met de slang te spuiten. Hij rookte er een goede sigaar bij, het kistje stond altijd voor hem klaar.
St. Jozefpaviljoen: storten van de vloer; links paardelift |
Bij het optrekken van de tweede verdieping der paviljoenen werd gebruik gemaakt van de paardelift. Een elektrische lift was nog een zeldzaamheid. De kruiwagens met cement hingen aan een kabel over een hoge katrol. Een paard trok zo het vrachtje omhoog. De aannemer had een paard dat precies tot aan een op de grond getrokken streep liep, waardoor de materialen op de juiste hoogte kwamen. Bij een nieuwe lift hoefde men maar even uit te zoeken waar de streep moest komen en het gedresseerde paard deed weer zijn gangetje, vooruit en achteruit.
De Heer P. Dobbelman kwam nog wel eens met toestemming van de aannemer jagen met enkele vrienden. Al waren er al veel konijnen verdwenen, ze wisten er op één dag nog 150 te schieten. Vraag niet of het er vol zat De vele eekhoorntjes, die de dennenbossen bevolkten, waren niet veilig voor de jagers, maar evenmin voor de werklui die ze levend vingen tijdens de schafttijd.
Mariapaviljoen: de zoldervloer wordt gestort |
"Tekening" in het hoofdgebouw
Begin juli 1934 stond de meitak op de school en eind augustus op het St. Jozefpaviljoen. Ongeveer een maand later volgde het Mariapaviljoen. Intussen had architect Jos Bekkers in mei het bestek en de tekeningen klaar voor het hoofdgebouw en de keuken. Dit had heel wat voeten in de aarde gehad en nog was niet alles voor elkaar. In juni volgden weer wijzigingen in het bestek en werd minderwerk van de aannemerssom afgetrokken door veranderingen in de bouw van paviljoenen en school.
Bij het hoofdgebouw zag men o.a. af van ijzeren dakspanten en bimsbetonbedekking onder de pannen.
Het dak zou geheel van hout vervaardigd worden. Waarschijnlijk heeft men gedacht, dat de bewoners van het hoofdgebouw minder aanleiding zouden geven tot brandgevaar dan zij die school en paviljoenen zouden moeten bevolken. Daar werd alles beton en ijzer, zodat brand uitgesloten zou zijn.
De plek waar het hoofdgebouw en de voortuin zouden komen was over een breedte van 40 meter begroeid met dennen van ongeveer acht jaar oud. Het rooien van deze dennen viel nog al mee.
De aanleg van de wegen werd ook door de aannemer verzorgd. Daarvoor moesten hier en daar grote dennen gekapt worden. De weg van het hoofdgebouw langs de tegenwoordige vakschool liep door een dennenbos en boog om naar het Mariapaviljoen door het eikenhakhout. De weg links van het hoofdgebouw tot achter het St. Jozefpaviljoen en de school moest over de grote kuil lopen. Deze was inmiddels zover dichtgegooid dat het ook mogelijk was de weg aan te eggen. Men maakte daarbij gebruik van een paardewals, waarmee men de steenafval aanwalste, zodat er overal een tamelijk goed verharde weg ontstond.
Het contract voor het hoofdgebouw en de keuken (fl. 135.866,-) is gesloten op 8 november 1934, eveneens uit te voeren door N.V. Berntsen en Braam. Onmiddellijk begon men met het graafwerk voor de fundamenten. Het terrein was intussen reeds ontbost. Ook hier bleek, net als bij de andere bouwwerken, dat er flink wat metselzand in de grond zat, waarvan de aannemer kon profiteren.
In oktober 1934 was er al sprake van geweest dat de Broeders het St. Jozefpaviljoen zouden gaan betrekken, maar de werkzaamheden waren niet klaar. De tegelzetters waren nog druk bezig. Wie de paviljoenen en de school gezien heeft weet dat er heel wat tegels gezet en gelegd zijn. Er werd soms bij een petroleumlamp (het elektrisch licht was nog niet aangesloten) tot 's avonds laat gewerkt.
School 19 juli 1934: de dakbedekking vordert |
Het transformatorhuisje moest op eigen terrein door Braam gebouwd worden. Het duurde echter wel even voordat er licht was, ofschoon er voorlopig een houten transformatorhuisje kwam om zo vlug mogelijk geholpen te zijn.
St. Jozefpaviljoen 30 augustus 1934: ijzeren spanten gesteld |
Minderwerk en bijgekomen werken
Het minderwerk aan paviljoenen en school bedroeg fl. 5.954,-, welk bedrag reeds met het aannemen van het hoofdgebouw en keuken verrekend was. De wijzigingen in het bestek van het hoofdgebouw betroffen 28 punten, die meestal een meer eenvoudige afwerking tot doel hadden. De wandbetegeling der gangen verviel grotendeels, ze werd enkel toegepast bij toiletten en trappen.
Buiten de aangenomen werken vielen o.a. het transformatorhuisje, rioleringen en putten, septictank, wegen en paden, terreinwerken, tegelpaden, afsluitbanden, trappen en afsluitmuren van het speelterrein. Deze bijwerken liepen nog op tot een bedrag van fl. 37.461,72, zodat de totale kosten van alle werkzaamheden uiteindelijk de vier ton naderden, nl. fl. 384.527,72.
De afsluitmuurtjes van het speelveld werden gemetseld met z.g. kloostermoppen. Dit zijn grote, handgevormde bakstenen. Voor mogelijke begroeiing met planten (klimop) werden hier en daar halve stenen uitgespaard.
Zelfs tijdens het werk bracht men nog veranderingen aan. De buitendeur langs de broodkamer werd eerst later uitgehakt, toen men al met het dak bezig was. Dit hield verband met de plannen om onder de toekomstige kapel een grote eetzaal voor alle jongens te maken. De verbinding met de keuken kon dan door deze deur plaats hebben. Omdat alle stalen deuren al besteld waren, werd hier een houten deur gehangen.
Op het speelveld voor de school en de paviljoenen groef men verschillende zinkputten voor de afvoer van de daken. Alle regenpijpen sloten aan op die aparte riolering.
Begin 1935: overzicht van het werkterrein; links het graafwerk van de zinkputten |
Rond Nieuwjaar 1935 was het hoofdgebouw al een eind boven de grond gekomen. Bij het wegbreken van de bekisting (ook weer aangenomen werk) en het spijkervrij maken van de planken is er eens een ongeluk gebeurd. Er werd wat te vlug en te onvoorzichtig gewerkt zodat er stutten te vroeg weggeslagen werden. Een van de werklui, Piet Albers uit Nijmegen, kreeg hierbij een zware balk op zijn hand, waarbij de spijkers in het vlees drongen. Hij werd vlug naar het ziekenhuis gebracht en weken lang vreesde Dr. Vermeer dat de man er niet bovenop zou komen. Hij genas echter, maar de hand was erg verwrongen waardoor 't werk hem voortaan moeilijk af ging.
De Broeders komen
Ook deze tweede winter brengt geen noemenswaard oponthoud in de vordering van de bouwwerken. Paviljoenen en school zijn onderdak en het binnenwerk kan ongestoord voortgang vinden. Van de sneeuw, die er valt, heeft men daarbij geen last en buiten bevordert hij de konijnenvangst!
Op 11 februari 1935, feest van de Verschijning van O.L. Vrouw te Lourdes, kan eindelijk het St. Jozefpaviljoen betrokken worden. Een goed jaar lang zal dit paviljoen de broeders huisvesten. Rond twee uur in de namiddag arriveren Br Nathanaël, provinciale overste, Br. Designatus, overste, Br. Adulf, directeur, Br. Abercius, kok, en drie broeders voor de school nl. Br. Cyrianus, Br. Carinus en Br. Rodaldus. Een vrachtwagen uit het St. Servatiusgesticht te Venray brengt de eerste meubels binnen. Door allen wordt direkt aangepakt en gesjouwd om het paviljoen bewoonbaar te maken. Als het er rond half zes wat gezelliger uitziet heeft in de voorlopige bidplaats de plechtigheid van de Inbezitneming van het nieuwe klooster en de aanstelling van de eerste overste, Br. Designatus, plaats.
De pioniers: Brs. Adulf, Rodaldus, Carinus, Designatus, Abercius en Cyrianus |
Een week later (17 februari) komt de deken van Nijmegen, J.L. van Mulekom, het bewoonde paviljoen inzegenen.
De eerste weken worden gebruikt om het paviljoen en ook de school, die het eerste klaar was, verder in te richten. Schoolbanken en schoolborden worden gebracht en geplaatst. Het is nog slechts wachten op de eerste leerlingen. Men krijgt echter de tijd om alles te regelen en te organiseren: de eerste leerling, Jan Dekkers uit St. Anthonis, wordt pas op de eerste mei aangenomen.
De overste en vier broeders maken van deze wachtperiode gebruik om een studiereis te maken naar Huize St. Vincentius te Udenhout om verder kennis op te doen van het onderwijs dat op Jonkerbosch zal gegeven worden. Enkele broeders waren reeds in België (St. Jozef te Zwijnaarde, Gent) gedurende enige tijd bij dit type onderwijs werkzaam geweest. In Udenhout waren de Zusters van de Choorstraat (Den Bosch) al eerder begonnen met een pensionaat voor moeilijk lerende meisjes.
Het tweede paviljoen wordt op 11 maart opgeleverd, terwijl einde maart de mei op de kap van het hoofdgebouw staat. Toch zal het nog meer dan een jaar duren voordat men het hoofdgebouw kan betrekken. Vanuit Venray arriveert een voorlopig altaar. Nu kan pastoor Couwenberg van Hatert, op verzoek van Mgr. Diepen, kapel en altaar op 28 maart komen inzegenen. De kapel is ingericht op een van de slaapzalen van het St. Jozefpaviljoen. Pater A. Roos O.E.S.A. leest de eerste H. Mis op 10 april, zodat O.L. Heer op Jonkerbosch komt wonen, zij het voorlopig op een provisorische plaats. De bedoeling is om over enkele jaren een waardiger woonplaats te bouwen. Dat die enkele jaren zullen uitgroeien tot meer dan twintig is nu onmogelijk te voorzien...
De aangewezen dag voor de wijding van de Kruiswegstaties is Goede Vrijdag, 19 april. Pater Gardiaan der Franciscanen komt die wijding verrichten.
Zo kan het Paasfeest van 1935 in een volledig geïnstalleerd klooster gevierd worden.
Hoge belangstelling
De eerste maanden worden gekenmerkt door bezoeken aan ons pensionaat van diverse geestelijke en wereldlijke autoriteiten. Dr. Veeger, inspecteur van Volksgezondheid in Gelderland, wiens adviezen de bouw van Jonkerbosch sterk beïnvloed hadden, is verschillende keren als leider bij rondgangen opgetreden. Onder de personen die Jonkerbosch in 1935 bezochten willen we gaarne noemen: Prof. Dr. Hoogveld van de R.K. Universiteit, Dr. Eykel, hoofdinspecteur van Volksgezondheid, Prof. Duynstee, Prof. Rutten, de heer G.A.E. Christ, voorzitter van de R.K. Bond voor B.L.O., Dr. van Gils, Mgr. Goorts, Mgr. Diepen, Prof. Wagner uit Wenen.
Alle begin is moeilijk
In de maand mei komen de eerste vier leerlingen. Bij dit getal blijft het tot aan de vakantie, Jonkerbosch is nog te weinig bekend en het is dus bijna vanzelfsprekend dat er weinig leerlingen binnenkomen. Tot aan het einde van het jaar zal het aantal broeders dat der jongens overtreffen, nl. acht broeders en zeven jongens. Op 7 januari 1936 komen er vier leerlingen bij, zodat het de moeite waard wordt een groepsfoto te maken van de "eerste elf jonkers". In dezelfde maand komt Br. Lidanus als ziekenbroeder en portier.
Eerste elf Jonkers |
Schakel, jaargang 7 (1957), nummer 3, pp. 13-20