Jonkerbosch –––––––––––––––
Groei en Bloei (8)
Br. Vertunianus
1943: Het jaar der verhuizingen
Zo mag 1943 met reden genoemd worden. Waren we in 1942 drie van onze vier gebouwen kwijt geraakt, in 1943 zouden we ons hele Jonkerbosch verliezen.
Kalmpjes sukkelen we de zachte winter 1942-1943 door, ons "vreselijk behelpend" naar we toen meenden, met 150 man in het ene hoofdgebouw. Met lede ogen moeten we het aanzien, dat school en paviljoenen leeg staan en we troosten ons met de gedachte dat ze althans niets te lijden hebben en dat, wie weet, ze misschien wel spoedig teruggegeven zullen worden.
Algehele bezetting van Jonkerbosch
Nadat reeds op 11 januari twee Duitse officieren arriveerden, op zoek naar lazaretgelegenheid, wordt deze verwachting helaas de bodem ingedrukt als op 29 maart een General-arzt met twee officieren onze inrichting komt opnemen met verdachte belangstelling voor het hoofdgebouw. Hun vraag is of de jongens niet naar een andere inrichting kunnen. Twee dagen later weet een kommandant te vertellen dat er zieken zullen komen en wel t.b.-patiënten! Maar is daar nu héél Jonkerbosch voor nodig, vragen we ons de volgende dagen af.
Op 6 april bereikt ons telefonisch vanaf het gemeentehuis de verpletterende tijding, dat ons hele pensionaat gevorderd wordt. Een bezoek van Br. Palmace aan de Ortskommandant van Nijmegen mag niet meer baten. Hij krijgt daar te horen dat we ons maar in verbinding moeten stellen met het Franse pensionaat te Ubbergen, Dit kan ons echter onmogelijk helpen: de keuken is veel te klein om voor 150 man meer te koken.
Als de Ortskommandantur het resultaat van het bezoek te Ubbergen verneemt, stelt ze – ter wille van de jongens – het door de Wehrmacht reeds eerder in beslag genomen St. Dominicuscollege of het St. Jozefhuis te Hees-Neerbosch te onzer beschikking. Het eerste wordt gekozen omdat er een bakkerij aan verbonden is. Een bezoek ter plaatse valt erg mee. We stellen ons eerst in verbinding met de Paters Dominicanen om te horen wat zij er van denken. Aangezien zij er zelf toch niet in mogen, hebben ze er helemaal geen bezwaar tegen dat wij er intrekken. Een meevaller mag het ook heten dat we alle meubilair uit Jonkerbosch mogen meenemen en dat de korte ontruimingstijd – 14 april moeten we er uit zijn – een paar keer verlengd wordt omdat de Duitsers zelf niet klaar zijn met het leeghalen van het Dominicuscollege. Het kan best 16 of 17 april worden, op een paar dagen komt het er niet op aan! Aldus een telefoon van de Ortskommandantur op maandag 12 april om 9 uur. Hoe vlug alles verandert en hoe grillig alles in zijn werk gaat blijkt nu weer! Enkele uren later, om kwart vóór 1 volgen nieuwe mededelingen van de Ortskommandant:
1. Dinsdag, 13 april, moet Br. Econoom de sleutels komen afgeven.
2. Jonkerbosch gaat niet naar het Dominicuscollege: om militaire redenen is dat veranderd.
3. Waar we dan wel naar toe kunnen zal ons door de Gemeente gezegd worden.
4. Maar in alle geval: de 15e moet Jonkerbosch ontruimd zijn en komt de wacht voor de deur.
Een hele consternatie! Wat nu aan te vangen? Zó vlug er uit en niet weten waarheen!
De Gemeente bericht dat ze absoluut niets heeft om ons onder te brengen. Na de middag fietst Br. Palmace opnieuw naar de Ortskommandant. Een langdurige bespreking volgt, het resultaat is dat we in de Akkerlaan het kloostertje van de zusters kunnen krijgen met de Montessori- en de meisjesschool die er bij liggen. De ruimte kan er mee door, maar daarmee is alles gezegd, het is erg ongerieflijk.
Het Dominicuscollege aan de Dennenstraat te Neerbosch, Nijmegen |
Toch nog: het St. Dominicuscollege!
Door dit nieuwe voorstel komt de hele verhuizing weer op losse schroeven te staan.
Dinsdag, 13 april, wordt echter het Dominicuscollege toch vrij gegeven: de Paters mogen eerst nog het hunne er uit halen. Twee dagen later trekt de bezetter deze toelating weer in, zodat wij de gebouwen direkt kunnen betrekken.
De verhuiswagens van de firma Schraeven, die al een volle nacht en voormiddag klaar stonden, gaan aan het rijden. Het geeft een enorme drukte en het valt niet mee om, al verhuizende, het bedrijf toch aan de gang te houden. Want, ofschoon de paasvakantie nabij is, zijn de jongens toch niet naar huis gestuurd. Dit konden we niet doen, daar men ons anders zeker geen nieuw tehuis zou bezorgd hebben. Voor de broeders alleen zou men zich niet druk gemaakt hebben.
De jongens werken op hun manier goed mee, hoewel de drukte van het versjouwen op sommigen een wel wat verruwende invloed heeft. Ook de broeders schenken hun beste krachten en het laatste steunpunt op eigen bodem wordt in de kortste keren prijs gegeven. Behalve de verhuiswagens worden enkele platte wagens met paarden ingeschakeld.
Donderdagmorgen, 15 april, heeft de laatste H. Mis plaats in de kapel. Rond 10 uur brengt Pater Verbeeten, rector, het Allerheiligste over naar de kerk van Neerbosch en vandaar naar het college. Midden in de passieweek begint de moeizame lijdensweg van de vele verhuizingen. De bevolking van Jonkerbosch legt zich 's avonds vermoeid ter ruste op vreemde bodem!
Aankomst bij het Dominicuscollege |
Het Dominicuscollege was al langere tijd in gebruik geweest door de SS. Als gevolg van deze bezetting ziet dit grote gebouw – veel te groot voor Jonkerbosch uiteraard – er erg vuil en verwaarloosd uit. Het steekt op zichzelf al somber af tegen het frislichte Jonkerbosch. Het hoognodige wordt schoongemaakt, de rest kan onder de paasvakantie een flinke beurt krijgen. Bij alles wat we verlaten hebben is er één troost: we zijn in het bezit gekomen van een prachtige, ruime kapel, die verzegeld was, maar nu voor ons geopend wordt. Ze is groter dan menige dorpskerk en bezit een fijne acoustiek. Palmzondag en de verdere Goede Week-plechtigheden kunnen gevierd worden op een wijze, die Jonkerbosch ons nooit veroorloofd had.
Dat het gebouw erg groot is, blijkt wel hieruit dat elke broeder de beschikking kan hebben over twee professorenkamers. We kunnen zelfs andere daklozen onderdak verschaffen!
Broeders en Zusters onder één dak!
De alleenheersing duurt niet lang! De jongens zijn goed en wel uit de paasvakantie (deze had na de "bezetting" van het college doorgang kunnen vinden) terug, of er komt bezoek van de voorzitter van de Sint Annastichting, de heer Entken, met moeder-overste en onderoverste van huize St. Anna. Hun huis is in beslag genomen en ze verzoeken de broeders plaats in te ruimen voor een honderdtal oude mannen en vrouwen en een twintigtal zusters, met hun rector, de Eerw. Heer Hamers. Och, er is ruimte genoeg en zij moeten geholpen worden. De broeders verklaren zich dus aanstonds bereid een "interlokale" verhuizing te ondernemen. Zijne Hoogw. Exc. Mgr. Mutsaers, bisschop van Den Bosch, geeft toestemming voor dit abnormaal samenwonen van mannelijke en vrouwelijke religieuzen in één huis, maar hij dringt aan op een volkomen afscheiding. Onderling wordt dan overeen gekomen dat de zusters het zusterhuis zullen bewonen en het achterste gedeelte van het college zullen betrekken met de onderste slaapzalen. Jonkerbosch behoudt de voorzijde, de klassen, de studie- en toneelzalen c.a. De kapel zal gemeenschappelijk gebruikt worden.
Nòg is de St. Annastichting niet geïnstalleerd of onze Provinciale Overste verzoekt plaats vrij te maken voor de oud-Jonkerbosschers uit Oostrum. In het noviciaat aldaar moeten een groot aantal patiënten van het ontruimde St. Bavo te Noordwijkerhout ondergebracht worden, daar deze psychiatrische inrichting door de Duitsers gevorderd is!
Terwijl hierover te Oostrum onderhandeld wordt, scheelt het maar een haar of het Dominicuscollege is er geweest! 's Nachts is het al meer dan eens onrustig geweest door kreupel-geschoten Engelse bommenwerpers, die van West-Duitsland terugkeren en vaak in de buurt van Nijmegen hun einde vinden. In de nacht van 25 op 26 mei heeft er boven Neerbosch een luchtgevecht plaats, waarbij een in brand geschoten Canadees vliegtuig boven het college explodeert. Een deel komt voor het huis terecht, de romp in het binnenpand, een vleugel naast het zusterhuis, staart en achterwiel op een platdak, terwijl verder het hele terrein met wrakstukken bestrooid ligt. De brandende cockpit met de motoren ploft neer op een boerderij aan de overkant. We zijn door het oog van de naald gekropen, aan de gebouwen is weinig beschadigd.
Op 27 mei arriveren de jongens uit Oostrum met de broeders Imon en Pelagius. We tellen op dit ogenblik 120 jongens en 32 broeders. St. Anna betrekt op 7 juni het voor hen vrijgemaakt gedeelte. De zusters koken voor ons, ze worden daarbij geassisteerd door Br. Primus; zij doen ook de afwas voor de jongens.
Het 25-jarig kloosterjubileun van de Overste, Br. Koenraad
Ofschoon er over ruimte niet te klagen valt, voelen we toch erg het gemis aan speelgelegenheid voor onze jongens. Gelukkig dat de tijd enigszins gevuld wordt door de voorbereidingen voor het zilveren kloosterjubileum van de Overste, Br. Koenraad. De viering ervan, die eigenlijk op 8 september valt, wordt vervroegd en bepaald op 17 juni. De ruime kapel en de reusachtige toneelzaal bieden gelegenheid om een mooi feest te organiseren. De ontvangstzaal tegenover de hoofdingang is door kunstzinnige handen spoedig omgetoverd in een prachtige feestsalon.
De Jubilaris te midden van de ontheemden |
In de avond van de 16e juni brengt de Nijmeegse Postharmonie een zeer gewaardeerde serenade. Er volgt een drukke en gezellige dag: om 9 uur hoogmis (Missa Jubilaris van Refice), half 11 receptie met aanbieding van diverse cadeaux, 1 uur feestdiner en 5 uur toneel. Aan jubileumgiften, als bijdrage voor een nieuwe monstrans, komt ruim duizend gulden binnen Verder vele cadeaux en een schat van bloemen. De Provinciale Overste, Br. Nathanaël, komt het feest meevieren te midden van de ontheemden. Tussen de feestbloemen moeten alle groepen apart en ook de broeders met de jubilaris op de gebruikelijke foto's.
Drie dagen later volgt de Eerste en de Plechtige H. Communie van verschillende jongens.
De miserie en ellende begint pas!
Het korte zomertrimester begint al aardig op te schieten en er doen al plannen de ronde om een schoolreis te maken naar Venray.
Maar donkere wolken pakken zich samen boven het Dominicuscollege, als op 8 juli plotseling het bericht komt dat het college door allen moet ontruimd worden, zowel door jongens en broeders als door oudjes en zusters! Wat nu? Br. Palmace gaat opnieuw naar de Ortskommandantur. In tegenstelling met april, toen men ons iets aan te bieden had, wordt er nu gezegd: Ga er zelf op uit, kijk wat je gebruiken kunt, probeer tot overeenstemming te komen en lukt dat niet dan zullen wij het voor U laten ontruimen Een delicate onderneming... Een aantal gebouwen worden Br. Palmace voorgelegd. Het bestuur van Jonkerbosch bezoekt dan:
1. Huize Casa Nova op de H. Landstichting: de ontvangst is er vanzelfsprekend erg koel.
2. Hotel "De Spijker" in Beek: totaal ongeschikt.
3. Sancta Maria in Hees: bereidvaardig, maar men kan er niet veel voor ons doen.
4. De Missieprocure der Kruisheren: direkt bereid te helpen, we kunnen er twee groepen jongens bergen.
5. In combinatie met Rivo Torto van de Capucijnen lijkt dit niet ongeschikt. De Paters Capucijnen voeren echter nog al veel bezwaren aan.
6. Het Pedologisch Instituut: heeft geen plaats.
7. Paters S.S.S. Brakkenstein: de keuken is ongeschikt voor zoveel meer inwoners.
8. De Zusters van de Dobbelmannweg: ook zij hebben natuurlijk veel bezwaren, maar: liever ons helpen dan in beslag genomen te worden.
Het is duidelijk dat, als er in Nijmegen nog ergens plaats mocht zijn, deze toch niet dadelijk kan worden vrij gemaakt. Er zit momenteel niets anders op dan de jongens naar huis te sturen en het internaat te sluiten. En zo vertrekken de jongens op 14 juli met onbepaald verlof.
Nu komt het er op aan al vast een onderdak te vinden voor de broeders gedurende de vakantie. Op het Gemeentehuis maakt men ons attent op de kweekschool van de Zusters van de Goddelijke Wijsheid (Filles de la Sagesse) op de Groesbeekseweg, hoek Driehuizerweg. Daar zijn de "Bonne Mère" en Soeur Anne zo begaan met ons lot dat ze aanstonds plaats maken voor een dertigtal broeders, bovenaan in het hoge gevelgebouw. Om de Zusters geen overlast aan te doen en ook al omdat er praktisch geen werk is voor zovelen, vertrekken 11 broeders tijdelijk(?) naar andere, van onze nog niet bezette kloosters.
Met de 20 overgeblevenen wordt het Dominicuscollege op 19 juli, feest van onze patroon de H. Vincentius, verlaten. Met toestemming van de geestelijke overheid van Nijmegen nemen we onze intrek op de Groesbeekseweg.
Ons tweede toevluchtsoord * |
Omdat er bij de Zusters geen voldoende opslagruimte beschikbaar is, gaan er veel materiaal, huisraad en schoolbenodigdheden naar het
aannemersbedrijf Berntsen en Braam, de Verlengde Groenestraat en de Dukenburg. Pas na de paasvakantie van 1946 zal het daar teruggevonden worden. Een klein gedeelte verhuist mee naar de Groesbeekseweg.
Van de kant der Eerw. Zusters ondervinden we niets dan hartelijkheid en tegemoetkoming. Voor de broeders is het echter een hele verandering: een gemeenschappelijke slaapzaal en studeervertrek. Bovendien: Wat moeten we doen om de dag door te brengen? Gedeeltelijke uitkomst brengen het nabijgelegen sportfondsenbad (iedereen leerde zwemmen!), de tennisvelden en een vurige pony. Een "sportieve" vakantie in het vooruitzicht, een welkome afleiding na al het gesjouw van de verhuizingen!
Na enkele dagen komen we zachtjesaan op rust en kunnen we verder zien. Mogelijkheden worden onder het oog gezien om direkt na de vakantie het pensionaat te heropenen. Nijmegen of dicht in de buurt ervan, blijft favoriet. Daarom wordt nog bezocht:
9. Het Parochiehuis van de St. Stephanuskerk op de Berg en Dalseweg, dat vrij goed voldoet.
10. En dat van Hatert, maar dit bevalt veel minder.
Gods molen maalt langaam, die van de Duitsers snel!
Terwijl zo allerlei plannen worden gewikt en gewogen komt als een donderslag bij heldere hemel op 2 augustus het bevel om het hele convent en de verschillende scholen aan de Groesbeekseweg te ontruimen. Voor de zusters een harde slag; wij waren al wat gewend! Het klooster en de scholen (1500 leerlingen) moeten binnen de kortste tijd leeg! De Zusters zijn blij ervaren verhuizers in huis te hebben, er wordt duchtig en deskundig geholpen bij het verhuizen. In twee uur tijd is de hele l.s. ontruimd. De Zusters vinden onderdak in het Parochiehuis van de Krayenhofflaan, de broeders emigreren naar dat van Hatert. Slechts twee weken vakantie was er ons beschoren geweest.
De Dobbelmannweg, waarheen men ons eerst had verwezen en waarvan de zusters reeds de bewaarschool voor ons hadden leeg gemaakt, wordt ons op de Kommandantur ten sterkste afgeraden. Dus maar naar Hatert en een harde tijd tegemoet.
De behuizing in het patronaat is uiterst primitief. Inderhaast wordt er een geïmproviseerde keuken ingericht, het toneel en een stuk van de zaal dient als slaapgelegenheid, het magazijn bevindt zich onder het toneel en in het voorzaaltje is er plaats om te eten. Van een kapel kan geen sprake zijn en we moeten de kerkelijke diensten gaan bijwonen in de parochiekerk van Hatert. Een mooie omgeving met tuin is er niet en het ergste van alles... niemand heeft iets te doen.
Br. Overste Koenraad krijgt een zit- en slaapkamer aangeboden bij de oude pastoor terwijl Br. Econoom een kamer kan huren bij smid Mey in het dorp.
Het wordt een beroerd leven; van het regelmatige leven op Jonkerbosch komt niets terecht. Het wordt dan ook hoog tijd dat er gezorgd wordt op de een of andere wijze het pensionaat geopend te krijgen, zodat de broeders hun werkzaamheden kunnen hervatten. Deze wensen zelf niets liever dan weer aan de slag te gaan.
Gezien de opgedane ervaringen is het met de dag duidelijker geworden dat er in of nabij Nijmegen niets geschikts meer te vinden is. De voelhorens moeten verder uitgestoken worden en we zijn verplicht ons van onze voedingsbasis te verwijderen. Dit betekent een heel offer. Diverse broeders, die uitgestuurd zijn om elders wat te zoeken, vinden daar zelfs geen tehuis meer groot genoeg om het internaat in zijn geheel te huisvesten. Ze hebben o.a. bezocht: Oss, Berchem, Loon op Zand, Herwen, Elst, Grave, Druten.
Deze twee laatste plaatsen bieden het voordeel dat er reeds grote inrichtingen bestaan, waarbij wellicht kan worden aangesloten.
In Grave staat het oude Sociëteitsgebouw onbewoond. Door bemiddeling van de burgemeester kunnen wij het overnemen van het belendende Rijkskrankzinnigengesticht, dat er reeds eerder beslag op had gelegd om er een paviljoen voor zijn patiënten van te maken. Van de andere kant zijn de zusters van het Blindeninstituut "De Wijnberg" bereid om voor ons te koken, de fraters van "St. Henricus" om voor ons brood te bakken en de "Franse Paters" om drie lokalen voor klasgelegenheid af te staan. In Grave kunnen we op die manier een 40-tal jongens – de klassen één, twee en drie – met zeven broeders onderbrengen.
In Druten kan beslag gelegd worden op het patronaatsgebouw, eveneens plaats biedend voor ruim 40 jongens. De toneelzaal blijkt een geschikte slaapgelegenheid, de bijlokalen kunnen dienen voor klas- en dagzalen. De zusters van het naburige "Boldershof" zijn direkt tot helpen bereid: drie klassen van de school staan ze af, het toneel, een vertrek dat als keuken kan worden ingericht, een grote logeerkamer als kantoor.
De uittocht uit Hatert heeft plaats op 27 augustus. Naar Grave gaan de Broeders Clematius, lmon, Paxentius, Herman, Benignus, Fulcranus en Quirillus, waarvan de eerstgenoemde als de verantwoordelijke leider fungeert. Naar Druten vertrekken de Broeders Koenraad, Erembodus, Constantianus, Cerenicus, Leobald, Odoricus, Ovidius, Ulfried, Primus, Rupertus, Faustinus en Evermaris, Het bestuur van Jonkerbosch zal te Druten verblijven, het economaat (Br. Palmace) te Hatert, terwijl elk der succursalen in eigen omgeving zal trachten aan te schaffen wat niet uit Hatert kan worden aangevoerd.
Schakel, jaargang 10 (1960), nummer 1, pp. 9-17