Jonkerbosch –––––––––––––––
Groei en Bloei (9)
Br. Vertunianus
1943: Het jaar der verhuizingen (vervolg)
De beide "vertakkingen" van het éne Jonkerbosch
De derde september, als de broeders de twee vertakkingen van Jonkerbosch zo goed als het gaat ingericht hebben, komen de jongens terug uit vakantie. Deze keer is Nijmegen niet het eindpunt van hun reis. In twee groepen trekt de jeugd op Grave en Druten aan! Echter niet allen: enkelen blijven vrijwillig thuis, de meesten daarvan bij gebrek aan plaats, o.a. de voogdij-jongens uit Boxtel. Het was gebleken dat zij niet bij onze jongens thuis horen. Verder de jongens van de zg. tuinklas, waarvoor geen werkgelegenheid meer bestaat. Tenslotte ook nog de zes jongens uit Oostrum. Daardoor kunnen te Druten zowel als te Grave nog enige kleine jongens aangenomen worden, waardoor het getal leerlingen precies de 100 haalt: 57 in Druten en 43 in Grave. Alle plaatsen zijn nu bezet en talrijke aanvragen moeten worden afgewezen.
Huize "Boldershof" te Druten |
In de week van 20 september komt Mgr. Mutsaers op vormbezoek in Druten. Tweemaal leest hij de H. Mis in Boldershof en bezoekt de broeders en zusters.
De broeders van Winckelsteegh, als wezen in Nijmegen achtergelaten, krijgen een zelfstandige communiteit met Br. Abraham als eerste Overste (28 september). De Provinciale Overste maakt na de aanstelling van Br. Abraham van de gelegenheid gebruik om zijn "displaced persons" te bezoeken in Grave en Druten.
De plannen voor een schoolreis weet men einde september toch nog te verwezenlijken, maar het worden twee verschillende: Grave gaat naar Venray en Druten naar Tiel.
Het contact tussen de beide vertakkingen van het éne Jonkerbosch wordt gaande gehouden doordat de Overste (de eerste tijd de 15 km te voet, later per fiets!) zowat elke week van Druten naar Grave gaat, terwijl ook de broeders wederkerig elkaar bezoeken. Zowel te Grave als te Druten viert men het Sinterklaasfeest op heel prettige wijze, vooral in Druten worden de broeders door de zusters aardig bedacht.
Tijdens de Kerstdagen gaan alle broeders van Grave (op twee na) naar Huize Boldershof. De kerkelijke zang wordt tot grote stichting van de zusters door de broeders verzorgd.
Het bewogen jaar der verhuizingen eindigt met weergekeerde rust! Interessant is het een indruk te geven van de beide, van elkaar gescheiden groepen.
Inrichting en verblijf te Druten
Patronaatsgebouw in Druten |
Het "bruggenhoofd"! |
De "mongooltjes" hadden steeds de gelegenheid om van de mallemolen te genieten, die op het terrein van Boldershof stond opgesteld. Andere mogelijkheden voor buiten-spel waren er niet.
Het patronaat herbergde de schoolafdeling. Vanaf de speelplaats had men een kijkje op de aardige spits van de vlakbij gelegen dorpskerk. De koster zorgde in alles voor broeders en jongens.
De grote toneelzaal was voor de helft ingericht als slaapzaal voor de grote leerlingen. De andere helft was schoolklas voor klas 4. Het spreekt vanzelf dat de waterrijke en rivier-lijke omgeving van Druten ijverig geëxploreerd werden. Op klompen (slechts op zondag werden heel voorzichtig de beschikbare schoenen gedragen) trok men de uiterwaarden in om te botaniseren: de inspectie wist ons toch niet te wonen, of minstens niet te bereiken. Ook de Waal vormde steeds een der aantrekkingspunten voor wandelingen en speurtochten. De aardrijkskundeles kwam daar vlot aan zijn trekken,
iedereen wist precies wat Nederland naar Duitsland uitvoerde, want dáár was het te zien!
Botaniseren op klompen | |
Toneelzaal als slaapzaal |
Br. Palmace was praktisch elke zondag aanwezig. Van uit zijn voor-post te Hatert bezocht hij dan eerst Druten, daags daarna Grave. Hij sloeg slechts zelden over, zó goed was er het eten en zó goed waren er de zusters! Vooral Sr. Marie, echte Franse van origine, vond hij een buitengewone partner voor Franse dialogen.
Het leven in Grave
Zoals reeds is vermeld gingen de kleinere jongens naar Grave. In de tweede helft van augustus 1943 verhuisden de broeders het meubilair en verdere benodigdheden naar de "Sociëteit tot Nut en Vermaak". Het verhuizen was in die tijd ook al niet gemakkelijk vanwege de schaarste aan vervoersmiddelen. De broeders reden met paard en wagen op en neer om de kleinere vrachten weg te brengen. Het grotere goed zoals kleerkastjes, bedden en schoolmeubilair dat we na ons vertrek uit het Dominicuscollege op verschillende plaatsen hadden ondergebracht, o.a. bij Braam, de bouwer van Jonkerbosch, werd met grote verhuiswagens getransporteerd. Het inrichten van de Soos had heel wat voeten in de aarde. Het sjouwen van de kasten en bedden vergde veel van de krachten van de weinige broeders. Iedereen had eigenlijk een behoorlijke rustperiode nodig toen de jongens begin september terug kwamen, maar daarvoor was natuurlijk geen tijd.
Ingang van de Graafse Sociëteit, plaatje links "tapvergunning", rechts "Pensionaat Jonkerbosch" |
Drie hoog! |
In september 1943 ging ook de uitgestelde schoolreis nog door. De tijd was er niet naar om een van de normale centra voor schoolreizen te bezoeken en daarom gingen we naar onze eigen broeders in Venray en Oostrum. In normale tijd is het aangewezen voertuig voor schoolreizen de bus, maar het was nu eenmaal geen normale tijd en daarom zagen we naar een ander vervoermiddel uit. Zodoende reden we op zekere morgen met twee platte wagens, bespannen met paarden, via Gassel en Beers naar Cuyk. Van Cuyk tot Oostrum was er voor ons plaats gereserveerd in de trein. In Oostrum en Venray ging alles te voet; lopen kon men in die tijd wel. Onze medebroeders ontvingen ons buitengewoon hartelijk en 's avonds keerden we op dezelfde manier terug als we gekomen waren. Het was een dag waar de jongens buitengewoon van hebben genoten.
De voedselvoorziening baarde heel wat zorgen. Gelukkig was onze groententuin in Nijmegen te onzer beschikking gebleven. Th. Nuy en Toon Nikkelen bleven de tuin bewerken en trouw deed Toon elke week de ronde Nijmegen - Druten - Grave - Nijmegen om de gekweekte produkten af te leveren. Dit was mogelijk omdat de bezetter gezegd kon worden dat de groententuin niet van ons maar van de tuinknecht was. Daarnaast gingen we na schooltijd "de boer op" voor een aanvulling van het rantsoen. Meer dan eens gebeurde het dat men 's avonds in het donker ver van huis stond met een lekke band. Dit leverde wel eens moeilijkheden op vanwege de avondklok. Gemakkelijk was het niet om 50 monden open te houden.
Het "keukenbedrijf" |
"Apotheke" en "Reserve-Kriegslazarett Jonkerbosch"
Na het vertrek der broeders uit Jonkerbosch werd al gauw een begin gemaakt met het inrichten van Jonkerbosch als hospitaal. Er verschenen grote rode kruisen op de daken van hoofdgebouw, paviljoens en school. De geneesheer-directeur (Direktor) van het hospitaal was Oberstabarzt Dr. Vossbeck, die tot 17 september 1944 in die functie gehandhaafd bleef. Hij hield steeds contact met Br. Palmace in Hatert. Voor herstelwerkzaamheden aan de gebouwen belde hij eerst Br. Palmace op, om zijn raadgevingen te kunnen opvolgen.
Op die manier kon er niet veel bedorven worden. Het moet gezegd worden dat gebouwen en tuin goed onderhouden werden.
Het eetzaaltje van de bezoekers en ook de school waren ingericht als apotheek. Evenals het hospitaal stond ook de apotheek vermeld op vele wegwijzers buiten Nijmegen en in de stad, o.a. bij de brug over het Maas-Waalkanaal te Hees-Neerbosch. De baas van de apotheek (der Herr Apotheker) was geen gemakkelijk man. Hij heeft nogal lelijk gedaan, toen hij bemerkte dat uit de schoolkasten de glasplaten verdwenen waren. Br. Palmace moest daarover bij de Direktor verschijnen. De apotheker eiste onmiddellijke teruggave, want hij had alle kasten "georganiseerd" voor zijn omvangrijke apotheek. Er stond Br. Palmace niets anders te doen dan direkt bij de broeders te informeren, waar de glasplaten zich bevonden. Br. Leobaldus, Br. Herman en Br. Benignus moesten bij de kerel op het matje komen.
Bij de brug over het Maas-Waalkanaal in Hees-Neerbosch Op de achtergrond de elektrische centrale van Nijmegen |
In de tijd dat de broeders nog in het hoofdgebouw zaten, terwijl de drie andere gebouwen leegstonden, was het de verwachting dat op Jonkerbosch soldaten zouden worden gelegerd. Enkele Duitsers van mindere rang bevonden zich af en toe in de school. Een van die lui vond goed dat de glasplaten werden meegenomen: ze zouden toch maar verongelukken. De broeders namen ze toen, en het was een hele vracht, maar mee naar het hoofdgebouw.
Bij het vertrek naar Neerbosch was het ondoenlijk het ellendige gewicht mee te nemen. Toen kwam het idee op om ze maar in de grond te stoppen. Ze laten liggen stond gelijk met aan vernielzucht prijs te geven. Nu stonden de broeders voor het feit ze terug te moeten zoeken; niemand wist precies de plaats! Het was in het bos waar later de schoenmakerij zou gebouwd worden.
Men begrijpt de woede van de apotheker, die zich voor de gek gehouden voelde,
toen er al enkele malen mis-gegraven was. Het woordje "sabotage" kwam al over zijn lippen, sabotage van de "Deutsche Wehrmacht". Toevallig stiet men op de glasplaten, die alle verbrijzeld bleken, behalve een kist platen, die door Br. Leobaldus zorgvuldig ingepakt was. Toen deze krat te voorschijn kwam, zei een van de soldaten, die er bij stonden te kijken: "Der hat es richtig gemacht!" Na het vinden bleven verdere gevolgen uit!
Br. Palmace |
Tot aan de bevrijding blijft Jonkerbosch het voornaamste Kriegslazarett van Middenoost-Nederland.
Schakel, jaargang 10 (1960), nummer 2, pp. 21-28