Rob Essers | |||||||||||||||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen (024) 355 81 71 rob@gaypnt.demon.nl | |||||||||||||||
Arrondissementsrechtbank Arnhem Sector bestuursrecht T.a.v. mw. mr. G.H.W. Bodt Postbus 30160 6803 AD ARNHEM | |||||||||||||||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum | ||||||||||||
31-01-2000 | procedurenummer 97 / 3090 BESLU 08 |
2 februari 2000 | |||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() | ||||||||||||
Onderwerp reactie op uw verzoek | |||||||||||||||
Uw verzoek van 31 januari 2000 om concreet aan te geven welk(e) stuk(ken) ik tot nu toe nog niet ontvangen heb, veronderstelt dat ik exact zou weten in welke documenten in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur de tariefafspraken met Telekabel zijn vastgelegd. Dat is helaas niet het geval.
Ik beschik over geen enkel document waaruit blijkt dat een tariefverhoging van f 1,50 gerechtvaardigd is. De bijlage bij mijn brief van 10 december 1999 spreekt mijns inziens voor zich. Uit raadsvoorstel 155/1996 waarmee de Raad van de gemeente Nijmegen op 16 oktober 1996 ingestemd heeft, blijkt dat tot 1 januari 1999 alleen externe kostenstijgingen (zoals kosten van signaallevering, auteursrechten, programma-inkoop, heffingen en belastingen) mogen worden doorberekend. Nadere gegevens inzake de "reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven" waarvan in het raadsvoorstel melding gemaakt wordt, ontbreken. Dat er voor en na 24 juni 1997 in de notulen van vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders mededelingen en besluiten met betrekking tot de tarieven van Telekabel vermeld staan, lijkt mij vanzelfsprekend. Ook deze stukken heb ik niet ontvangen. | |||||||||||||||
Blad 2. | |||
Voor de goede orde wil ik er op wijzen dat mijn verzoek om informatie óók betrekking heeft op documenten inzake de totstandkoming van de nadere overeenkomst tarieven (zie aanvullend verzoek van Bij de documenten die ik niet of niet volledig ontvangen heb, gaat het in ieder geval ook om stukken waarvan de rechtbank op 9 november 1998 de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd achtte. Op 19 november 1998 heb ik u reeds meegedeeld dat een aantal hiervan elders terug te vinden is. Tot nu toe heb ik gedingstuk B3, B4, B12, B15, B16, B17, B18 en B29 echter niet ontvangen en bestaat de mogelijkheid dat B2, B5 en B8 niet dezelfde zijn als resp. B32, B33 en B34. Inmiddels heb ik B6 en B7 alsnog ontvangen als bijlage A en B bij de brief van verweerder van 7 december 1999. Met vriendelijke groet en hoogachting, | |||
![]() Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
![]() | ||
Arrondissementsrechtbank Arnhem (t.a.v. Sector bestuursrecht) postbus 30160 6803 AD Arnhem |
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 2451 Telefax (024) 3235992
Postadres | ||
VERZONDEN 17 MAART 2000 | |||
Datum | Datum uw brief | Ons kenmerk | Doorkiesnummer |
14-03-2000 | 18-02-2000 | C370/HM | 3292455 |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Onderwerp | Aantal bijlagen | ||
Beroep van R.C. Essers te Nijmegen; proc.nr. 97/3090 BESLU 08 |
6 | ||
Geachte heer, In antwoord op uw bovengenoemde brief berichten wij het volgende. De gemeente heeft in de bij uw brief gevoegde brief van appellant van 2 februari 2000 opnieuw gezocht maar aanknopingspunten voor de verstrekking van relevante informatie die de appellant nog niet ontvangen zou hebben. Naar aanleiding van het gestelde op blad 1, laatste alinea van appellants brief merken wij op dat de verslagen van de B&W-vergaderingen in de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 zijn nagelopen. Deze verslagen bevatten geen informatie over de achtergronden of de rechtvaardiging van de desbetreffende tariefsverhoging. Wat betreft blad 2, eerste alinea van appellants brief: het gemeentearchief bevat uit de maand januari 1998 diverse brieven van appellant in verband met het onderwerp "kabel". Een brief gedateerd 30 januari 1998 kon echter niet worden achterhaald. Wat betreft de in de laatste alinea van appellants brief genoemde gedingstukken merken wij het volgende op: 1. "B3": het stuk is opnieuw bijgevoegd (productie 3) en heden aan de appellant toegezonden. Dit stuk, een "Bijlage bij de agenda voor de Raad van Commissarissen van NV NUON Zuid-Gelderland d.d. 4 september 1995" is eerder als productie 3 bij ons verweerschrift van 26 oktober 1998 aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht. | |||
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken | |||
Vervolgvel | |||
1 In de huidige omstandigheden handhaven wij niet langer het verzoek om geheimhouding van dit stuk. 2. "B4": het stuk is in bewerkte vorm bijgevoegd en heden aan de appellant toegezonden (productie 38). Dit "Verslag van de vergadering van de Raad van Commissarissen N.V. NUON-Zuid-Gelderland d.d. 04-09-1995" is eerder als productie 4 met ons verweerschrift aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht. In het nu aan de appellant toegezonden exemplaar zijn de passages onleesbaar gemaakt die niet gaan over kabeltarieven, evenals de naam van een van de sprekers in het deel dat daar wel over gaat. Dit laatste gebeurt met een beroep op artikel 10, tweede lid, onder g van de Wet Openbaarheid van Bestuur. De belangen van de betrokken rechtspersoon en de betrokken natuurlijke persoon zouden anders in relatie tot het belang van de appellant onevenredig worden geschaad. Wat betreft de aan u toegezonden versie wordt het beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht gehandhaafd. 3. "B12, B15, B16, B17 en B18": deze stukken zijn eerder aan u toegezonden bij het verweerschrift. Het betreft hier onderdelen van de correspondentie tussen de gemeente Nijmegen en NV Telekabel dan wel tussen de gemeente Nijmegen en een derde instantie (B16) in het kader van het geschil tussen de gemeente Nijmegen en NV Telekabel over de tariefsverhoging met f 1,50. Deze stukken zijn destijds niet aan de appellant verstrekt met een beroep op artikel 10, eerste lid, onder c en tweede lid, onder g van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Wij verwijzen verder naar het gestelde in het verweerschrift van de gemeente van 26 oktober 1998, onder punt 6. De genoemde weigeringsgronden zijn nog steeds van kracht. Wij handhaven het beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht. 4. "B29": Het betreft hier een intern advies binnen de gemeente in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift van appellant. Dit stuk is destijds niet aan de appellant verstrekt vanwege het bepaalde in op artikel 10, tweede lid, onder g van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Wij verwijzen verder naar het gestelde in het verweerschrift van de gemeente van 26 oktober | |||
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel |
2 Dit laatste op grond van artikel 10, tweede lid, onder g van de Wet openbaarheid van Bestuur. Het antwoord op de vraag of de tariefsverhoging van f 1,50 "gerechtvaardigd" was, is een kwestie van taxatie. Voor de gemeenteraad was er in elk geval voldoende reden om, na een bereikt compromis tussen de gemeente met NV Telekabel, de discussies over dit onderwerp te sluiten. Het compromis tussen Telekabel en de gemeente is vastgelegd in het stuk van 30 januari 1998 (bijgevoegd, productie 39), dat ondertekend is door de burgemeester van Nijmegen en door de toenmalige directeur van NV Telekabel. Punt c van dit stuk heeft betrekking op de gewraakte tariefsverhoging. Het stuk heeft nog een bevestiging gekregen in een brief van NV Telekabel van 18 maart 1998 (bijgevoegd, productie 40) en het antwoord daarop van de burgemeester van Nijmegen bij brief van 26 maart 1998 (bijgevoegd, productie 41). De producties 40 en 41 verzenden wij heden ook aan de appellant. Van de geldlening waarvan onder punt c van productie 39 sprake is, is later in onderling overleg tussen de gemeente en Telekabel afgezien. Nr. 40 rept daar al van. Productie 39 is reeds eerder op 25 februari 1998 door burgemeester en wethouders aan de appellant toegezonden. In enkele (raads)commissievergaderingen in de loop van 1998 waarin dit onderwerp is behandeld heeft de appellant als inspreken getracht de raadsleden van zijn visie te overtuigen. Na een finale discussie in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Cultuur van 13 april 1999 is deze commissie ermee akkoord gegaan dat burgemeester en wethouders de zaak als afgedaan zouden beschouwen (verslag van commissievergadering bijgevoegd, productie 42). De raad is vervolgens niet meer op deze kwestie teruggekomen. Een kopie van deze brief is aan de appellant toegezonden. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Loco-secretaris, w.g. mr. E.M. d'Hondt w.g. drs. A.P.M. Clijsen |
Rob Essers | |||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen (024) 355 81 71 rob@gaypnt.demon.nl | |||
Arrondissementsrechtbank Arnhem Sector bestuursrecht Postbus 30160 6803 AD ARNHEM | |||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum |
procedurenummer 97 / 3090 BESLU 08 |
23 maart 2000 | ||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Onderwerp reactie op antwoord verweerder d.d. 14 maart 2000 | |||
In het antwoord van verweerder op uw brief van 18 februari 2000 wordt een aantal zaken naar voren gebracht waarop een reactie van mijn kant niet mag ontbreken. Aan de hand van een aantal citaten (cursief) heb ik de belangrijkste kritiekpunten en andere op- en aanmerkingen hieronder voor u op een rijtje gezet. A. Naar aanleiding van het gestelde op blad 1, laatste alinea van appellants brief merken wij op dat de verslagen van de B&W-vergaderingen in de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 zijn nagelopen. Dit laat zich niet goed rijmen met de brief d.d. 30 januari 1998 van de burgemeester van Nijmegen die geldt als 'nadere overeenkomst tarieven' en voor akkoord getekend door drs. F.C.E.M. Hetterschijt, directeur NV TeleKabel. Hetzelfde geldt voor de brief d.d. 26 maart 1998 waarin de burgemeester van Nijmegen aan de directeur van TeleKabel - namens het college van burgemeester en wethouders - de gevraagde toezegging geeft dat de extra tariefverhoging inderdaad kan worden doorgevoerd. B. Wat betreft blad 2, eerste alinea van appellants brief: het gemeentearchief bevat uit de maand januari 1998 diverse brieven van appellant in verband met het onderwerp "kabel". Mijn verwijzing op blad 2 naar aanvullend verzoek van 30 januari 1998 is een verschrijving | |||
Blad 2. | |||
mijnerzijds. In het chronologische overzicht op blad 1 van dezelfde brief staat wél de juiste datum 13 januari 1998 vermeld. Op blad 2 werd bedoeld dat mijn verzoek om informatie óók betrekking heeft op documenten inzake de totstandkoming van de 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 (zie aanvullend verzoek van 13 januari 1998). Mijn faxbericht aan het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 1998 met als onderwerp 'verzoek om informatie (TeleKabel)' eindigde met de volgende alinea:
Het krantenbericht van 13 januari 1998 waarnaar verwezen wordt, zend ik u hierbij als bijlage toe. Het bericht illustreert de onvolledige voorstelling van zaken door wethouder Janssen tijdens de commissievergadering. C. "B3": het stuk is opnieuw bijgevoegd (productie 3) en heden aan de appellant toegezonden. Dit stuk, een "Bijlage bij de agenda voor Raad van Commissarissen van NV NUON Zuid- Gelderland d.d. 4 september 1995" is eerder als productie 3 bij ons verweerschrift van 26 oktober 1998 aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht. Het is mij niet duidelijk welke wijziging van de omstandigheden zich voorgedaan heeft waardoor verweerder zijn verzoek om geheimhouding niet langer handhaaft. Gezien de inhoud van het stuk heb ik - mede gelet op artikel 8:29, tweede lid, van de Awb - de indruk dat er ook in het verleden geen gewichtige redenen hiervoor aanwezig waren. In het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998 wordt stuk nummer 3 (B3) bij de afweging bij de besluitvorming (punt 6; vervolgvel 2) niet expliciet genoemd.
Welke vervroegde investeringen ten goede komen de abonnees van het basis-/standaardpakket in Nijmegen en wat de consequenties hiervan zijn voor de tarieven voor de Nijmeegse abonnees staat nergens vermeld. Uit deze bijlage kan wel worden afgeleid dat er kennelijk nog ontbrekende documenten bestaan inzake de tariefconsequenties en het vastgestelde beleid. In het verslag van de bestuursvergadering van de Stichting ZGMD d.d. 17 november 1995 wordt slechts een tipje van de sluier opgelicht:
| |||
Blad 3. | ||||
Het tijdstip waarop de vervroegde investeringen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, is onbekend. In de bijlage voor de vergadering van 4 september 1995 wordt 1 januari 1997 genoemd. De tariefverhoging van f 1,50 exclusief BTW werd in eerste instantie op 1 mei 1997 door TeleKabel doorgevoerd. De 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 gaat uit van 1 januari 1998 en een verrekening vanaf 1 januari 1999. D. "B4": het stuk is in bewerkte vorm bijgevoegd en heden aan de appellant toegezonden (productie 38). Hierbij heb ik dezelfde bedenkingen als bij stuk B3 (zie onder C). Met het feit dat in het exemplaar dat pas nu aan mij is toegezonden passages onleesbaar gemaakt zijn die niet gaan over kabeltarieven, heb ik geen moeite.
Indien de naam niet onleesbaar gemaakt zou zijn, had ik betrokkene om nadere inlichtingen kunnen vragen. Het is alleszins aannemelijk dat de bestaande stukken na 4 september 1995 aan de deelnemers toegezonden zijn en ook de schriftelijke ronde tot een of meer documenten heeft geleid die wellicht voor openbaarmaking in aanmerking komen.
| ||||
Blad 4. | |||
De bijlagen A en B bij de aanvullende stukken van verweerder d.d. 7 december 1999 maakten als B6 en B7 deel uit van de stukken bij het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998, waarbij ook voor deze bijlagen een beroep gedaan werd op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb. Ook hier in niet duidelijk welke wijziging van de omstandigheden zich voorgedaan heeft waardoor verweerder zijn verzoek om geheimhouding niet langer handhaaft. Of de goedkeuring van de tariefaanpassingen door de Raad van Commissarissen van NUON Zuid-Gelderland op 22 november 1995 voorafgegaan of gevolgd werd door een goedkeuring van diezelfde aanpassingen door de Stichting ZGMD blijkt niet uit de documenten waarover ik nu de beschikking heb (hoewel er in de principe-overeenkomst tussen NUON en de ZGMD d.d. 17 juni 1996 wordt uitgegaan van reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven). E. "B12, B15, B16, B17 en B18": deze stukken zijn eerder aan u toegezonden bij het verweerschrift. Hierbij gaat het vermoedelijk om documenten waarin de meest essentiële informatie terug te vinden is waarom ik verzocht heb. De weigering om deze stukken aan mij te verstrekken is te globaal en mijns inziens dus onvoldoende gemotiveerd. Van verweerder mag verwacht worden dat hij per document aangeeft of artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob van toepassing is, dan wel artikel 10, tweede lid, onder g, en waarom dat het geval is. Wanneer een beroep op laatstgenoemde bepaling gedaan wordt, moet duidelijk zijn voor welke onevenredige bevoordeling of benadeling gevreesd wordt en om welke bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden het gaat.
| |||
Blad 5. | |||
Bijzondere aandacht verdient de rol van de bedrijfsgegevens die vertrouwelijk aan de gemeente zijn meegedeeld. Het gaat mijns inziens te ver om artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob van toepassing te achten op alle gegevens met betrekking tot de extra tariefverhoging van f 1,50 per maand, alsmede op de afspraken die daarover gemaakt zijn. De extra tariefverhoging dient mijns inziens gebaseerd te zijn op controleerbare gegevens. Geheimhouding betekent dat onmogelijk kan worden nagegaan of de verhoging geen gevolg is van investeringen die niet of nauwelijks betrekking hebben op de doorgifte van het basis-/ standaardpakket. Ik wil in dit verband nogmaals wijzen op de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 2 juni 1997 aan de Tweede Kamer (zie bijlage). Een kabelexploitant die wél de tarieven verhoogt maar de onderliggende gegevens geheim wil houden, laadt de verdenking op zich dat de tariefverhoging hiermee niet in overeenstemming is. Overigens is artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob een absolute uitzonderingsgrond. Een afweging van mijn belang bij openbaarmaking tegen het belang van vertrouwelijkheid van de correspondentie is in dit verband niet juist. Mede gelet op bovenstaande is er alle reden om de door verweerder genoemde weigeringsgronden in twijfel te trekken. Het beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb dient daarom zeer kritisch bekeken te worden. F. "B29": Verweerder heeft ook in dit geval verzuimd om aan te geven waarom het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling kennelijk zwaarder weegt dan openbaarheid van het ambtelijk advies. Wie is of zijn de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden die hierdoor bevoordeeld of benadeeld worden? | |||
Blad 6. | |||
G. Anders dan de appellant suggereert zijn de gedingstukken B2, B5 en dezelfde als resp. 32, 33 en 34. De tekst van deze stukken is aan de appellant verstrekt, zover het betrof de aangelegenheid "kabeltarieven" en met verwijdering van namen van bestuurders.
Er werd door mij slechts rekening gehouden met de mogelijkheid dat de stukken B2, B5 en B8 niet dezelfde zijn als resp. B32, B33 en B34. In het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998 wordt meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van een aantal nummers waaronder B2, B5 en B8. Voor het weglakken van de naam in het verslag van de bestuursvergadering van de Stichting ZGMD d.d. 17 november 1995 (B33) van degene die nog wilde praten over tariefsaanpassingen als gevolg van de investeringen geldt hetzelfde als onder D over stuk B4 opgemerkt is. H. Het antwoord op de vraag of de tariefsverhoging van f 1,50 "gerechtvaardigd" was, is een kwestie van taxatie. Mijn formulering dat ik over geen enkel document beschik waaruit blijkt dat een tariefverhoging van f 1,50 gerechtvaardigd is, geeft blijkbaar aanleiding tot misverstanden. Mijn gebrek aan informatie gaat veel verder dan de - al dan niet subjectieve - rechtvaardiging van de tariefverhoging. Ik beschik over geen enkel document waaruit blijkt 1) welke concrete afspraken er aanvankelijk over de extra tariefverhoging gemaakt zijn, 2) welke partijen deze afspraken gemaakt hebben, en 3) wanneer deze afspraken gemaakt zijn. I. Voor de gemeenteraad was er in elk geval voldoende reden om, na bereikt compromis tussen de gemeente met NV Telekabel, de discussies over dit onderwerp te sluiten. Deze voorstelling van zaken is in mijn ogen tamelijk dubieus. De 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 is nooit ter goedkeuring of zelf maar ter kennisname aan het hoogste bestuursorgaan van de gemeente Nijmegen voorgelegd. Omdat het compromis nooit op de agenda gestaan heeft, is door de gemeenteraad ook nooit over dit onderwerp dit onderwerp gediscussieerd en/of een besluit genomen. | |||
Blad 7. | |||||||||
J. Het compromis tussen Telekabel en de gemeente is vastgelegd in het stuk van 30 januari 1998 (bijgevoegd, productie 39), dat ondertekend is door de burgemeester van Nijmegen en door de toenmalige directeur van NV Telekabel.
Aan dit stuk ligt geen raadsbesluit ten grondslag en nadere informatie over een collegebesluit in dezen ontbreekt. Het is niet duidelijk op grond waarvan en in welke hoedanigheid de burgemeester van Nijmegen deze overeenkomst getekend heeft. Uit niets blijkt dat de brief d.d. 30 januari 1999 van de raad of het college uitgaat.
K. Het stuk heeft nog een bevestiging gekregen in een brief van N.V. Telekabel van 18 maart 1998 (bijgevoegd, productie 40) en het daarop van de burgemeester van Nijmegen bij brief van 26 maart 1998 (bijgevoegd, productie 41). De producties 40 en 41 verzenden wij heden ook aan de appellant. Bij de brief d.d. 26 maart 1998 heb ik dezelfde bedenkingen als ik hierboven onder J naar voren gebracht heb. Opmerkelijk is wel dat de burgemeester van Nijmegen expliciet meedeelt zijn toezegging namens het college van burgemeester en wethouders te doen. Op grond van artikel 105 van de Gemeentewet meen ik te mogen concluderen dat de brief niet van het college van burgemeester en wethouders uitgaat.
Dit laatste is een loos gebaar. Uit de storm van kritiek die het bekend worden van het compromis teweegbracht, kon ook de directeur van NV TeleKabel weten dat er in de gemeenteraad geen meerderheid voor een dergelijke geldleningsovereenkomst te vinden was. Als illustratie zend ik u hierbij een krantenbericht van 17 maart 1998 (zie bijlage) waarin verslag gedaan wordt van de vergadering op 16 maart 1998 waarin de commissie Milieu c.a. over het compromisvoorstel d.d. 30 januari 1998 geïnformeerd werd. L. Van de geldlening waarvan onder punt c van productie 39 sprake is, is later in onderling overleg tussen de gemeente en Telekabel afgezien. Nr. 40 rept daar al van. | |||||||||
Blad 8. | |||
Het is niet duidelijk of er nog andere documenten zijn met informatie over dit onderling overleg over de geldlening van circa 1 miljoen gulden en het niet doorgaan daarvan die in het dossier thuis horen en mogelijk voor openbaarmaking in aanmerking komen. In zijn brief d.d. 26 maart 1998 gaat de burgemeester van Nijmegen in ieder geval niet op de geldleningsovereenkomst in. Gezien de hoogte van het bedrag is het weinig aannemelijk dat er over het niet doorgaan van de geldleningsovereenkomst niets terug te vinden is in de verslagen van B&W-vergaderingen. Helaas heeft verweerder niet de verslagen nagelopen van vergaderingen na 31 maart 1998. M. In enkele (raads)commissievergaderingen in de loop van 1998 waarin dit onderwerp is behandeld heeft de appellant als inspreken getracht de raadsleden van zijn visie te overtuigen. Bij de commissievergadering Milieu c.a. van 16 maart 1998 werd ik - ondanks het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Verordening raadscommissies (1995) - door de voorzitter, wethouder Janssen, niet in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren over het agendapunt 'tarieven TeleKabel'. Op 21 mei 1998 heb ik mij tot de (nieuwe) raad gewend met een brief over de 'tarieven TeleKabel'. De raad heeft op 10 juni 1998 besloten heeft dat deze brief zou worden geagendeerd in de commissie Ruimtelijke Ordening en Cultuur, die op grond van artikel 91 van de Gemeentewet tevens tot taak heeft het college van advies te dienen bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad. De eerstvolgende vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Cultuur waar de tarieven van TeleKabel aan bod komen is op 2 maart 1999. De voorzitter geeft aan dat na het verzoek aan TeleKabel om uitleg de stap richting NMa gezet kan worden. Tijdens de commissievergadering van 13 april 1999 blijkt het tij echter gekeerd te zijn, mede op basis van de brief d.d. 16 maart 1999 (kenmerk: C370/HM) waarin de voorzitter aan leden van de commissie zijn voorlopige conclusie meedeelde dat de in de contractperiode (1996 t/m 1998) door TeleKabel toegepaste verhogingen zich bewogen binnen de contractuele afspraken. N. Na een finale discussie in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Cultuur van 13 april 1999 is deze commissie ermee akkoord gegaan dat burgemeester en wethouders de zaak als afgedaan zouden beschouwen (verslag van commissievergadering bijgevoegd, productie 42). Het feit dat de meerderheid van de commissie een punt achter de discussie wil zetten, betekent niet dat daarmee al mijn vragen en mijn brief d.d. 21 mei 1998 aan de raad beantwoord is. | |||
Blad 9. |
Het is de taak van de commissie om het college te adviseren inzake de beantwoording van die brief. De beantwoording van de brief is de bevoegdheid van de raad. Uit het raadsbesluit d.d. 10 juni 1998 blijkt niet deze onder de competentie van het college van burgemeester en wethouders of van de burgemeester valt. Vandaar ook dat ik de voorzitter van de raad op 14 april 1999 gewezen heb op mijn onbeantwoorde brief d.d. 21 mei 1998. Per kerende post deelde de burgemeester van Nijmegen mij op 15 april 1999 (kenmerk C370/HM) namens burgemeester en wethouders mee de kwestie rond de TeleKabel-tarieven als afgesloten te beschouwen en de discussie met mij daarover als beëindigd (de brief was niet medeondertekend door de gemeentesecretaris). O. De raad is vervolgens niet meer op deze kwestie teruggekomen. Over de reactie van de burgemeester heb ik op 28 april 1999 bij de raad van de gemeente Nijmegen een klacht ingediend. Op 9 juni 1999 heeft de raad - in strijd met de gemeentelijke Klachtenverordening - ingestemd met het concept-antwoord van het college van burgemeester en wethouders om mijn brief niet als klacht in behandeling te nemen, waarna ik de klacht heb voorgelegd aan de Nationale ombudsman (deze maakt die deel uitmaakt van dossiernummer 99.03567 is nog in behandeling).
Met vriendelijke groet en hoogachting, |
Bijlage(n) 4. [ 1 | 2 | 3 | 4 ] |
Edited by RE | vervolg >> |