Rob Essers | ||||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen (024) 355 81 71 rob@gaypnt.demon.nl | ||||
De Commissie voor Klachten en Verzoekschriften van de provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX ARNHEM | ||||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum | |
8 maart 2000 | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() | |
Onderwerp klacht en verzoekschrift | ||||
Op 3 februari 1998 heb ik mij voor de eerste maal tot Gedeputeerde Staten gewend in verband met de wijze waarop in de gemeente Nijmegen uitvoering gegeven wordt aan onder meer artikel 99 van de Gemeentewet.
In de periode daarna zouden er nog een tiental brieven en faxberichten volgen voordat Gedeputeerde Staten op 28 april 1999 (kenmerk BD1999.3142) het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen gevraagd hebben hen van bericht en raad te dienen. Op 23 september 1999 zonden Gedeputeerde Staten mij uiteindelijk een aantal stukken waaronder een kopie van de brief aan het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen d.d. 15 september 1999 (kenmerk BD1999.11153). Ondanks alle informatie die ik sinds begin 1998 verstrekt heb, komen Gedeputeerde Staten kennelijk tot de conclusie dat de parkeerfaciliteiten voor raadsleden niet bij verordening geregeld behoeven te worden. De beantwoording van mijn vragen van 4 oktober 1999 bracht niet de gewenste duidelijkheid. De slotzin uit de brief d.d. 15 oktober 1999 (kenmerk BD1999.13643) bevestigt de indruk dat mijn argumenten niet serieus genomen zijn. Uit frustratie over het standpunt van Gedeputeerde Staten heb ik mij op 29 september 1999 tot de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gewend. De brief van minister Peper aan de raad van de gemeente Nijmegen d.d. 2 maart 2000 (kenmerk BW2000/55598) spreekt voor zich: het ook door Gedeputeerde Staten ingenomen standpunt is niet in overeenstemming met artikel 99 van de Gemeentewet. | ||||
Blad 2. | |||
Mijn ongenoegen over de afhandeling door Gedeputeerde Staten van mijn signalen over de uitvoering van artikel 99 van de Gemeentewet is voor mij reden hierbij een klacht in te dienen als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Verordening op de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften.
Tevens wil ik u verzoeken om de gang van zaken met betrekking tot de goedkeuring van verordeningen door Gedeputeerde Staten nader te onderzoeken. Ik kan mij niet onttrekken aan de indruk dat het ontbreekt aan ambtelijke capaciteit. Deze brief dient ook aangemerkt te worden als verzoekschrift ex artikel 1, onder b, van bovengenoemde verordening. Wat het aantal bijlagen betreft, heb ik mij tot een minimum beperkt. Meer achtergrondinformatie vindt u op webpagina http://www.gaypnt.demon.nl/div/emolumenten.html en een aantal vervolgpagina's. Ik stel het zeer op prijs om als klager/verzoeker door uw commissie gehoord te worden. Met vriendelijke groet en hoogachting, | |||
Bijlage(n): 4. [ 1 | 2 | 3 | 4 ] | |||
Bestuursdienst | ||||
Bezoekadres Arnhem Building Oude Oeverstraat 120 Arnhem |
Postadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem | |||
Commissie voor de Klachten en Verzoekschriften provincie Gelderland |
telefoon (026) 359 91 11 telefax (026) 359 94 80 e-mail post@gelderland.nl | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
datum 14 maart 2000 |
nummer CKV1799 | |||
onderwerp klacht en verzoekschrift van drs. R.C. Essers te Nijmegen betreffende ongenoegen over afhandeling door GS van zijn signalen over art. 99 Gemeentewet in de Gemeente Nijmegen | ||||
Geachte commissie,
Onderstaand een opsomming van de gebeurtenissen betreffende de afhandeling van de verzoeken van de heer Essers betreffende artikel 99 van de Gemeentewet (zie bijlage 1) in de gemeente Nijmegen. Op 4 februari 1998 is een verzoek ingekomen gedateerd 3 februari 1998 (bijlage 2) waarin door de heer Essers aan ons wordt verzocht de gemeente Nijmegen te bewegen gestelde vragen bij brief van 30 oktober 1997 te beantwoorden. Op 10 februari 1998 is door ondergetekende gebeld met gemeente Nijmegen, de heer Meijer, om te vragen de brief van de heer Essers te beantwoorden. De heer Essers door ondergetekende gebeld met de mededeling dat verontschuldiging wordt
aangeboden voor het feit dat eerst op 10 februari 1998 aandacht is geschonken aan zijn vraag.
Tevens gezegd dat gebeld is met Nijmegen en dat beloofd is dat zijn brief zo spoedig mogelijk
wordt beantwoord. Bij brief van 2 maart 1998 wordt door de heer Essers medegedeeld dat het antwoord van de gemeente Nijmegen d.d. 19 februari 1998 te wensen overlaat. (bijlage 3). Op 10 maart 1998 is door ons een ontvangstbevestiging van de brief van 2 maart 1998 gezonden waarbij is aangetekend dat deze brief voor kennisgeving is aangenomen. (bijlage 4) | ||||
inlichtingen bij
dhr. A. Witte |
doorkiesnr.
359 89 98 | |||
verzonden | Postbank girorekening 869762 ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463 BNG 's-Gravenhage, rek. nr. 28.50.10.824 | |||
![]() | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Bij brief van 8 juni 1998 worden door de heer Essers vragen gesteld over een voorstel aan de
Raad van de gemeente Nijmegen. (bijlage 5).
Op 10 juni 1998 is de heer Essers door ondergetekende gebeld met de mededeling dat geen
oordeel gevormd kan worden over een voorstel aan de Raad. Zodra het een raadsbesluit is
geworden en aan het college van GS is gezonden kan hierover geoordeeld worden. De eerste die
op de hoogte gesteld dient te worden van een besluit in dit geval zou dan de gemeente Nijmegen
zijn (en niet de heer Essers). Genoemde brief is voor kennisgeving aangenomen. Op 4 december 1998 wordt door de heer Essers ter aanvulling op de brief van 25 september 1998 informatie verstrekt over een gewijzigd voorstel door de commissie Algemene Zaken van de gemeente Nijmegen. (bijlage 7). Bij brief van 28 januari 1999, ingekomen 29 januari 1999, wordt door de heer Essers de laatste informatie naar aanleiding van de raadsvergadering van de gemeente Nijmegen op 27 januari 1999 doorgegeven en tevens de vraag gesteld, vriendelijk doch dringend, om bij (de voorbereiding van) het besluit van GS alle relevante informatie te betrekken die in de afgelopen twaalf maanden is toegezonden. (bijlage 8). Bij brief van 29 januari 1999 wordt door de heer Essers gewezen op de Verordening Parkeer- belastingen 1998 van de gemeente Nijmegen, die ook is bijgevoegd) (bijlage 9). In de brief van 1 februari 1999 worden door de heer Essers nog feiten over de goedkeuring van de Verordening Parkeerbelastingen 1998 meegedeeld ter completering van de brief van 29 januari 1999. Bij brief van 9 februari 1999, ingekomen 10 februari 1999 (bijlage 10), wordt door de heer Essers geattendeerd op het feit dat de tekst van de motie "P&P" ingediend door De Groenen, ontbreekt in de digitale versie van de vergadering van de gemeente Nijmegen op 27 januari 1999. Voorts wordt melding gemaakt van een omissie in de brief van 1 februari 1999 met betrekking tot de goedkeuring van de Verordening Parkeerbelastingen 1998. In de brief van 23 februari 1999, ingekomen 1 maart 1999 (bijlage 11) wordt door de heer Essers melding gemaakt dat de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden (1999) reeds op 27 januari 1999, zonder vermelding van de goedkeuring ex artikel 99 van de Gemeentewet, is gepubliceerd. In de brief van 1 maart 1999, ingekomen 2 maart 1999 (bijlage 12) wordt door de heer Essers de gemeentelijke pagina in het huis-aan-huis-blad de Brug waarin de aankondiging van de Ver- | ||||
2 | ||||
![]() | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
ordening geldelijke voorzieningen raadsleden heeft plaats gehad toegestuurd. Tevens wordt
verzocht op korte termijn mee te delen welke stappen GS gaat nemen of heeft ondernomen om
naleving van artikel 99, tweede lid en artikel 139, derde lid van de Gemeentewet te bevorderen.
Op 18 maart 1999 wordt door de heer Essers bij brief, ingekomen 22 maart 1999, (bijlage 13) toegestuurd een kopie van de pagina's van het woordelijk verslag van de raadsvergadering van 27 januari 1999 betrekking hebbend op agendapunt 12 Rechtspositie raadsleden. Bij E-mail van 20 april 1999 (bijlage niet aanwezig) wordt door de heer Essers gevraagd hoe de zaak zich heeft ontwikkeld. Op 28 april 1999 is telefonisch meegedeeld aan de heer Essers dat de brief om bericht en raad is uitgegaan naar de gemeente Nijmegen. (bijlage 14) E-mail van 2 juni 1999 (bijlage 15) van de heer Essers waarin wordt gesteld benieuwd te zijn naar
het antwoord van de gemeente Nijmegen. Hierbij wordt tevens verzocht om toezending van een
kopie van het antwoord. Bij brief van 14 juli 1999 (bijlage 16) wordt door GS het college van burgemeester en wet-houders van Nijmegen de brief van 28 april 1999 in herinnering gebracht. Bij brief van 5 augustus 1999, ontvangen 10 augustus 1999, wordt door het gemeente bestuur van Nijmegen antwoord gegeven op de brief van GS van 28 april 1999.(bijlage 17). 2 september 1999 wordt een E-mail ontvangen van de heer Essers (bijlage 18) waarin de bevreemding wordt uitgesproken dat er geen bericht van de gemeente Nijmegen is ontvangen. Voorts wordt verzocht om tussentijdse toezending van afschriften van uitgaande en binnenkomende brieven over het betreffende onderwerp. Tussen haakjes wordt gesteld "voor zover niet in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur". 15 september 1999 wordt aan de gemeente Nijmegen door GS meegedeeld dat het raadsbesluit
van 27januari 1999 inzake de vaststelling van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden
voor kennisgeving is aangenomen. (bijlage 19). Bij brief van 23 september 1999 (bijlage 20) worden door GS alle op het onderwerp "Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden Nijmegen" betrekking hebbende stukken aan de heer Essers toegestuurd. | ||||
3 | ||||
![]() | |||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() | |
Op 5 oktober 1999 wordt een brief gedateerd 4 oktober 1999 (bijlage 21) van de heer Essers
ontvangen waarin hij vragen heeft met betrekking tot de inhoud van de brief aan de gemeente
Nijmegen waarin wordt meegedeeld dat de Verordening gedelijke voorzieningen raadsleden voor
kennisgeving wordt aangenomen.
15 oktober 1999 is door GS op deze brief geantwoord (bijlage 22). Op 6 maart 2000 is een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen waaruit blijkt dat de heer Essers zich tot de minister heeft gewend. De minister komt tot de slotsom dat de genoemde voorziening alsnog bij verordening geregeld moet worden. Gezien de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gebleken dat ook de Verordening geldelijke voorzieningen staten- en commissieleden van de provincie Gelderland niet aan voornoemde vereiste voldoet en aangepast moet worden overeenkomstig de wens van de minister. Het betreft het parkeren op de Markt in Arnhem en het Triavium in Nijmegen. Uit het vorenstaande mag duidelijk blijken dat op alle mogelijke manieren geprobeerd is om de heer Essers zo snel als mogelijk, adequaat en klantvriendelijk van dienst te zijn.
| |||||
Gezien door G. Feij, sectorhoofd | |||||
code: vr/120421 | |||||
4 | |||||
Commissie voor Klachten en Verzoekschriften commissievergadering d.d. 27 april 2000 | ||
Pre-advies | ||
| ||
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR KLACHTEN EN VERZOEKSCHRIFTEN OP 27 APRIL 2000. Aanwezig: mr. W.J.E. Hendriks, mr. N. Verlaan, mw. drs. W.R.J.M. Pijnenburg-Adriaenssen, H.A. Doek, J.H. Eleveld, mw G. van Schie-Bok, mw. E.M. Zwerus-Janzen (tot agendapunt 2, CKV 1794) en mw. mr H.E. van der Voort-Cleyndert (secretaris).
[..]
Aanwezig namens adressant: De heer R. Essers. De heer Essers zegt dat hij het niet wil hebben over de rol van de gemeente Nijmegen. Hij heeft de gemeente al eind '97 gewezen op de regeling in relatie tot artikel 99 GemW. Daarna heeft hij zich naar GS gewend. Dat sleepte zich maanden/jaren voort. De opmerking in zijn brief over het gebrek aan ambtelijke capaciteit heeft hij als een verklaring aangevoerd, maar dat heeft hij zelf als verklaring bedacht. Het was niet zo bedoeld zoals het is opgevat. De voorzitter vraagt wat de heer Essers het meeste steekt. De heer Doek zegt dat hij het resumé van de heer Witte gelezen heeft en dat hem trof de snelheid waarmee gereageerd is. Weliswaar niet schriftelijk, maar wel telefonisch of per e-mail. Hij heeft de indruk dat de klacht zit in het feit dat de Provincie niet naar de verordening heeft gekeken. De heer Essers antwoordt dat de snelheid waarmee per telefoon of e-mail gereageerd is inderdaad voortreffelijk. De heer Witte heeft zijn best gedaan. Het antwoord zelf is niet zo snel gegeven. De heer Holdijk zegt dat hij geen expliciete klacht heeft gelezen over het tempo van afhandeling. De heer Eleveld vraagt of de heer Essers zijn correspondentie direct aan GS gericht heeft. De heer Essers vraagt aan de heer Witte of hij de mening van de heer Essers deelt dat het lang geduurd heeft. De gedeputeerde Scheerder zegt dat de heer Witte hem de zaak altijd zeer zorgvuldig onder de aandacht heeft gebracht. Ook de provincie heeft veel arbeidsvoorwaarden van haar bestuurders niet bij verordening geregeld. Hij vraagt zich af of alles onder artikel 99 GemW gebracht dient te worden. Dus ook pc's en mediatrainingen en dergelijke. Hij denkt dat dat niet de strekking is van artikel 99 GemW. De heer Witte heeft de heer Essers in zijn ogen altijd zeer serieus behandeld en de zaak correct en snel behandeld. De heer Essers zegt dat hij er niet voor gekozen heeft om een hele chronologische lijst in te dienen. Hij bestrijdt de redenering dat GS niets kon doen in de tijd dat de verordening nog niet bij GS was ingediend. De heer Doek zegt dat hij artikel 95 e.v. van de GemW goed bekeken heeft in relatie tot de brief van BiZa. Het is voor hem bepaald niet duidelijk of het juist is dat dit zou dienen te vallen onder artikel 99 GemW. Hij stelt voor dat het college dit goed dient te onderzoeken. Een andere uitkomst van een dergelijk onderzoek zou hem niets verbazen. De heer Eleveld zegt dat het gaat om het voordeel dat raadslieden genieten. Dat dient dan op geld waardeerbaar te zijn. Het lijkt hem wenselijk om in zo'n geval het per verordening te regelen. De heer Scheerder zegt dat alle voordelen op geld waardeerbaar zijn. De heer Doek zegt dat de uitleg van BiZa zijns inziens volstrekt verkeerd is. Hij heeft ook gekeken naar de toelichting op artikel 99 GemW en naar artikel 95 GemW. De voorzitter vraagt aan de heer Essers of hij alles overeind houdt.
De heer Doek zegt dat als deze zaak niet valt onder artikel 99 GemW dat er dan geen taak voor de provincie ligt. Zijn advies luidt dat er een nader onderzoek dient plaats te vinden en dat de uitslag wordt doorgegeven aan de Essers. De klacht is afgehandeld. De heer Essers zegt dat hij vindt dat er wel vreemd wordt omgegaan met " 'n ambtenaar". De voorzitter stelt aan de heer Essers voor om het verzoekschrift in te trekken en t.a.v. de klacht GS juridisch artikel 99 GemW te laten bekijken. De heer Essers zegt dat hij het verzoekschrift wel wil intrekken, als de duidelijkheid met het juridische onderzoek wordt geleverd. De voorzitter zegt dat hij dit intrekken van het verzoekschrift zal laten noteren en dat GS het juridische onderzoek zal uitvoeren.
|
Rob Essers | ||||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen (024) 355 81 71 rob@gaypnt.demon.nl | ||||
De Commissie voor Klachten en Verzoekschriften van de provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX ARNHEM | ||||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum | |
CKV 1799 | 5 mei 2000 | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() | |
Onderwerp aanvullende stukken | ||||
Tijdens de vergadering van 27 april 2000 is mij vanuit uw commissie onder meer de vraag gesteld of ik wel reden heb om te klagen. Om deze twijfel weg te nemen heb ik alsnog een Chronologisch overzicht opgesteld (zie bijlage). Hopelijk maakt dit overzicht een einde aan de misvatting dat ik 'op mijn wenken' bediend zou zijn. Inmiddels heb ik ook zelf onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om parkeerfaciliteiten voor raadsleden te regelen op basis van artikel 95 van de Gemeentewet. Zowel in het eerste als tweede lid wordt de formulering "bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regels" gebruikt. Nadere bestudering van het Rechtspositiebesluit heeft bij mij wel de vraag opgeroepen in hoeverre de regeling van de kinderopvang (artikel 8 van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden) in overeenstemming is met de volgende bepaling uit het besluit:
De eis "naar in de verordening te stellen regels" staat op gespannen voet met artikel 8, tweede lid, van de verordening waarin is bepaald: "Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen ter uitvoering van het in het voorgaande lid bepaalde." | ||||
Blad 2. | |||
De feitelijke regeling van de kinderopvang geschiedt hierdoor buiten de verordening om en wordt op deze wijze onttrokken aan het repressieve toezicht dat Gedeputeerde Staten mede door het bepaalde in artikel 98 van de Gemeentewet kunnen uitoefenen. Ook in dit geval hadden Gedeputeerde Staten mijns inziens tot de conclusie moeten komen dat de op 25 februari 1999 door Burgemeester en Wethouders van Nijmegen toegezonden Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden mogelijk niet in overeenstemming is met de wet. Op 2 mei 2000 hebben Burgemeester en Wethouders van Nijmegen besloten de raad voor te stellen "om middels vaststelling van bijgaand conceptraadsbesluit de faciliteit van een (gratis) parkeerplaats voor raadsleden te regelen." (zie bijlagen). Hopelijk kan deze aanvullende informatie betrokken worden bij de afhandeling van mijn klacht d.d. 8 maart 2000. Mocht dat niet mogelijk zijn dan verzoek ik u hierbij alsnog een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken rond verordeningen waarop de artikelen 98 en 99, tweede lid, van de Gemeentewet van toepassing zijn. Met vriendelijke groet en hoogachting, | |||
Bijlage(n): 4. [ 1 | 2 | 3 | 4 ] | |||
Vergadering van Provinciale Staten op 17 mei 2000 | |
Agendapunt 6 : Ingekomen stukken
A INGEKOMEN STUKKEN [..] |
ADVIES AAN PROVINCIALE STATEN [..] |
drs. R.C. Essers: Klacht en verzoekschrift m.b.t. afhandeling/behandeling signaal over afhandeling/behandeling signaal over uitvoering van artikel 99 van de Gemeentewet (CKV 1799) |
Verzoekschrift wordt ingetrokken. Het besluit t.a.v.de klacht aanhouden. Eerst de kwestie rond artikel 99 GW juridisch uit laten zoeken door GS. |
![]() |
![]() |
Bestuursdienst | ||||
Bezoekadres Arnhem Building Oude Oeverstraat 120 Arnhem |
Postadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem | |||
Commissie voor de Klachten en Verzoekschriften provincie Gelderland |
telefoon (026) 359 91 11 telefax (026) 359 94 80 e-mail post@gelderland.nl | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
datum 18 mei 2000 |
nummer | |||
onderwerp Advies naar aanleiding van commissievergadering 27 april 2000 met betrekking tot de klacht en verzoekschrift van drs. R.C. Essers te Nijmegen betreffende ongenoegen over afhandeling door GS van zijn signalen over art. 99 Gemeentewet in de gemeente Nijmegen. | ||||
Geachte commissie,
Onderstaand worden achtereenvolgens de artikelen 95 tot en met 99 van de Gemeentewet aan de orde gesteld waarbij gebruik gemaakt is van de losbladige uitgave van Loenen/commentaar op de artikelen van de Gemeentewet. Artikel 95. In het eerste lid wordt bepaald dat de raad bij verordening de vergoeding voor de werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten vaststelt voor de leden van de raad die geen lid van het college van Burgemeester en wethouders zijn. In het tweede lid wordt de gemeenteraad de mogelijkheid geboden om secundaire rechtspositionele maatregelen te treffen. Artikel 96 handelt over de leden van een commissie. In dit kader niet van belang. Artikel 97 behandelt vergoeding van reis- en verblijfskosten. In dit kader niet van belang. Artikel 98 bepaalt dat de verordeningen in de artikelen 95 tot en met 97 worden gezonden aan Gedeputeerde Staten. | ||||
inlichtingen bij
dhr. A. Witte |
doorkiesnr.
Telefoonnr | |||
verzonden | Postbank girorekening 869762 ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463 | |||
![]() | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Artikel 99, eerste lid bepaalt dat buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, de leden van de raad, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.
Artikel 99, tweede lid bepaalt dat voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Doel van deze regeling is het opleggen van een verbod om ten laste van de gemeente andere vergoedingen of tegemoetkomingen te genieten, als op grond van de artikelen 95, 96, en 97. Het verbod wordt gerechtvaardigd door er op te wijzen, dat de vergoedingen en tegemoetkomingen. die raads- en commissieleden ontvangen, zijn gebaseerd op de totale werkzaamheden door hen als zodanig verricht. Het verbod kan als een logische aanvulling worden gezien op het systeem van de maximum bedragen, die in het Rechtspositiebesluit zijn vastgesteld. In het tweede lid wordt gesproken over voordelen ten laste van de gemeente, anders den in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming. Wat moet worden verstaan onder voordelen is niet omschreven. In de praktijk komen immers ook voorzieningen ten behoeve van raadsleden voor, die niet bestaan uit rechtstreeks geldelijke vergoedingen zoals bij voorbeeld: kopieerfaciliteiten, abonnementen op vakliteratuur, tram- of busabonnementen en telefoonabonnementen voor rekening van de gemeente. De exacte inhoud van het begrip voordeel valt echter niet aan te geven. In ieder geval zullen de voordelen niet mogen leiden tot een verhoging van de wettelijke vergoeding en tegemoetkomingen. Teneinde terzake een controlemogelijkheid te scheppen is in het tweede lid bepaald dat de voordelen bij verordening moeten worden geregeld en dat de verordening de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. | ||||
2 | ||||
![]() | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
In de jurisprudentie zal hieraan nader invulling moeten worden gegeven.
Advies: Om aan alle onduidelijkheid het hoofd te bieden ligt regeling van één en ander in de rede. Derhalve regelen in artikel 99 van de Gemeentewet zoals ook door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen wordt voorgestaan naar aanleiding van de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
| ||||
3 | ||||
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR KLACHTEN EN VERZOEKSCHRIFTEN OP 24 MEI 2000. Aanwezig: mr. W.J.E. Hendriks, mw. drs. W.R.J.M. Pijnenburg-Adriaenssen, H.A. Doek, J.H. Eleveld, J. Markink, mw. mr C.T.E.M. Haubrich-Gooskens, mr H. van Brink, G.M.D. van Eeuwijk mw. E.M. Zwerus-Janzen en mw. mr H.E. van der Voort-Cleyndert (secretaris).
[..]
Aanwezig namens adressant: De heer R. Essers. De voorzitter vraagt of de heer Essers een nieuwe behandeling verzoekt, omdat het quorum vorige vergadering tijdens de behandeling van zijn verzoekschrift niet gehaald was. De heer Essers zegt dat hij alleen bedoelde te vragen of de constatering juist was dat er geen quorum aanwezig was. De voorzitter vraagt of de heer Essers iets nieuws wil toevoegen aan hetgeen de vorige vergadering gezegd is. De heer Essers zegt dat hij blij is met het juridische advies. Hij voelt zich bevestigd. Hij vindt het
jammer dat dit advies er niet twee jaar geleden al lag. Hij struikelde echter over de alinea bijna
onderaan pagina 2. De voorzitter zegt dat de provincie niet in staat is en ook niet hoeft te zijn om problemen te behandelen die haar nog niet regarderen. De voorzitter geeft de heer Witte de gelegenheid tot aanvulling. De heer Witte zegt dat hij denkt dat alles duidelijk gezegd of vastgelegd is. Mevrouw Haubrich zegt dat zij als jurist het fantastisch vindt zoals de heer Essers de parlementaire geschiedenis heeft uitgeplozen. Zij zegt dat echter statenleden tekort schieten wat betreft hun vermogens om te kunnen bepalen of een verordening al dan niet terecht is goedgekeurd. Zij zegt dat zij van mening is dat de Gemeentewet niet impliceert dat de provincie gehouden is preventief toezicht te houden op gemeenten. Er zit natuurlijk wel een leemte in de wet. Maar als de wetgever van mening zou zijn geweest dat er preventief toezicht diende te worden gehouden, dan zou dit uitdrukkelijk in de wet zijn vastgelegd. De dienst heeft terecht het standpunt gehanteerd dat zij geen actie ondernemen op het moment dat er nog geen verordening voorligt. Een piepsysteem zou een richtsnoer kunnen zijn. De heer Witte leest nog een stukje voor uit "Van Loenen". Hierin staat dat de gegunde voordelen niet dienen te leiden tot "buitensporigheden". De verordeningen die GS krijgt toegestuurd op grond van artikel 95 Gemeentewet worden bekeken op eventuele strijdigheid met het algemene belang of de wet. De verordeningen worden na dat onderzoek gedeponeerd in het archief. De verordeningen die GS krijgt toegestuurd op grond van artikel 99 Gemeentewet worden bekeken op genoemde "buitensporigheden". Hetgeen destijds is toegestuurd betrof nog geen verordening. Dat heeft hij derhalve voor kennisgeving aangenomen. De heer Doek sluit zich aan bij hetgeen door mevrouw Haubrich verwoord is. Hij zegt dat het in strijd is met de decentralisatiegedachte om preventief toezicht te verlangen in deze gevallen. De heer Doek vraagt aan de heer Witte of hij heeft gereageerd op hetgeen hem door de heer Essers is toegestuurd, wanneer de heer Essers hem daar uitdrukkelijk om verzocht en het ter kennisgeving aannam als er geen uitdrukkelijk verzoek lag. De heer Witte antwoordt, dat de heer Essers telkens vroeg om een reactie op een stuk dat nog geen besluit van B&W was. De voorzitter vraagt aan de heer Essers of hij de betreffende parkeerkaart buitensporig vindt. De heer Essers antwoordt dat hij dit inderdaad buitensporig vindt. Parkeerkosten worden al vergoed door middel van de onkostenvergoeding. De heer Doek vraagt of hij het wel goed zou keuren als raadsleden op een terrein zouden mogen
parkeren dat eigendom is van de gemeente, hetgeen ook betaald is van gemeenschapsgeld. Conclusie De voorzitter merkt op dat het verzoekschrift al ingetrokken was. T.a.v. de klacht stelt de heer Witte dat de gemeente de verordening conform de brief van Binnenlandse Zaken in orde aan het maken is. De voorzitter stelt voor om als advies de GS te volgen in die zin dat niet van te voren kan worden ingegaan op besluiten die nog niet genomen zijn en dat ook de commissie de parkeerkaarten niet als buitensporig kenmerkt. De heer Eleveld merkt op dat het toch om een klacht ging. De heer Doek zegt dat het ongenoegen gericht was op de afhandeling door GS. De heer Doek is echter van mening dat GS daar waar nodig actie heeft ondernomen en ook heel snel. Dat de gemeente Nijmegen niet altijd even snel heeft gereageerd kan niet worden verweten aan GS. Mevrouw Haubrich voegt hier aan toe, dat de provincie niet verplicht is om te reageren op het niet verschijnen van een verordening. De heer Markink zegt dat hij zich aansluit bij de heer Doek. De heer Essers zegt dat er al een verordening lag, die was goedgekeurd door GS. Hij vindt dat het keerpunt van GS te laat is gekomen. Mevrouw Haubrich merkt op dat er wel een verordening was, maar dat deze geen regeling bevatte voor een parkeerkaart. De voorzitter zegt dat de heer Essers klaagt over het onjuiste afhandelen van zijn signaal door GS. De conclusie van de commissie is dat deze klacht ongegrond is. De heer Eleveld zegt dat hij het hiermee eens is. De voorzitter zegt dat de conclusie van de commissie is dat de klacht ongegrond is en dat de commissie blij is dat de gemeente Nijmegen nu bezig is om de verordening aan te passen aan de uitleg die gegeven is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Formulering van het advies. Het verzoekschrift is ingetrokken. De klacht ongegrond verklaren.
|
Advies t.b.v. Vergadering PS d.d. 21 juni 2000 | ||
| ||
Edited by RE | vervolg >> |