Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum
11 oktober 2002

Ons kenmerk
BW 2002/90784

Onderdeel
Onderdeel

Inlichtingen
mr. R. Nehmelman
T (070) 426 8549
F (070) 426 7655

Uw kenmerk
 

Blad
1 van 2

Aantal bijlagen
3

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ  Den Haag

Postadres
Postbus 20011
2500 EA  Den Haag

De heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
   
Onderwerp
Verzoek informatie o.g.v. de Wob
 
Geachte heer Essers,

In antwoord op uw schrijven van 28 september jl., waarin u mij verzocht om toezending van een kopie van de documenten die betrekking hebben op een overleg van donderdag 26 september 2002 tussen enkele ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeente Nijmegen, in het bijzonder de burgemeester van Nijmegen mevrouw dr. G. ter Horst, bericht ik u als volgt. Voor wat betreft dit overleg zijn geen schriftelijke stukken door de ambtenaren van het ministerie opgesteld. Ik kan derhalve dan ook geen schriftelijke documenten van dit overleg aan u doen toekomen.

Vóór het overleg van 26 september jl. is echter wel schriftelijk - door middel van e-mail - contact geweest tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeente Nijmegen. Op grond van artikel 11, eerste lid, Wet openbaarheid van bestuur ben ik gerechtigd uw verzoek om openbaarmaking af te wijzen, nu de betreffende e-mails zijn aan te merken als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad en de e-mails bovendien persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Bijgaand verstuur ik u echter op grond van artikel 11, tweede lid, Wet openbaarheid van bestuur met het oog op een goede en democratische bestuursvoering een afschrift van drie
e-mails afkomstig van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (e-mailberichten van maandag 23-09-2002, 17:06 uur en dinsdag 24-09-2002, 10:54 uur) en van de gemeente Nijmegen (e-mailbericht van dinsdag 24-09-2002, 8:52 uur). Deze e-mailberichten worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm.

 
 

Datum
11 oktober 2002

Ons kenmerk
BW 2002/90784

Blad
2 van 2

De conclusie die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in deze e-mailberichten tot uitdrukking heeft gebracht, is eveneens tijdens het overleg met de burgemeester van Nijmegen aan de orde gesteld. Van deze conclusie is tijdens dit overleg niet afgeweken. De gemeente Nijmegen heeft overigens aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alleen een notitie verstrekt met als onderwerp het initiatiefvoorstel in het kader van het instellen van de commissie Straatnaamgeving. Deze notitie is in de vorm van een brief aan de gemeenteraad van Nijmegen op 24 september jl. gestuurd en is derhalve reeds openbaar.

Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
voor deze,
de secretaris-generaal



w.g. J.W. Holtslag



Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken nadat het besluit is verzonden of uitgereikt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Postbus 20011, 2500 EA Den Haag). Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten: naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar.

 
 
bijlage I
Van:
Verzonden:
Aan:
CC:
Onderwerp:
 
maandag 23 september 2002 17:06
 
commissie SNG
Ik heb uw notitie gelezen en wil u echter gaarne wijzen op pagina 61 van de
Memorie van Toelichting behorend bij het wetsvoorstel dualisering
gemeentebestuur (TK 2000/01 27 751, nr. 3). Op deze pagina van de MvT wordt
namelijk het volgende gesteld mbt de voorbereiding en uitvoering van
raadsbesluiten en de mogelijke rol die raad daarin nog speelt. Letterlijk
staat erover deze materie in de MvT het volgende: "(...) De raad is echter
wat dit betreft niet uitsluitend aangewezen op het college. Hij kan in het
kader van zijn geëxplicteerde initiatiefrecht zelf ontwerp-verordeningen
opstellen (...). Voorts kan de raad de voorbereiding van zijn besluiten ook
opdragen aan een raadscommissie. Verder is het evident dat de raad de
voorbereiding van zijn besluiten ter effectuering van zijn controlerende
functie zelf ter hand neemt of zal opdragen aan een raadscommissie (...)."
De in de notitie SNG gemaakte conclusie waarin wordt opgemerkt dat het
structureel weghalen bij het college van het voorbereiden van besluiten over
namen van straten en over wijkindeling op geen enkele wijze in te passen is
in de (huidige) Gemeentwet of het duale bestel, is met het bovenstaande
moeilijk te rijmen.

Voor het overige deel van de notitie over de straatnaamgeving heb ik geen
aanvullende opmerkingen.


Hopende u hiermee van dienst te zijn geweest.






Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
 
 
bijlage II
Van:
Verzonden:
Aan:
CC:
Onderwerp:
 
dinsdag 24 september 2002 10:54
 
Commissie SNG
De door u genoemde voorbeelden waaraan de minister heeft gerefereerd mbt het door de raad voorbereiden van een enquete en van het standpunt n.a.v. van een kritisch rapport van de rekenkamer, zijn gedaan in de Memorie van Antwoord tijdens de behandeling in de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2001/02, 27 751, nr. 10b p. 50). In dezelfde passage wordt door de minister echter tevens het volgende opgemerkt (nav enkele vragen van de CDA-fractie EK): "Artikel 160, eerste lid, onder b, geeft het college de bevoegdheid beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester daarmee is belast. Het staat de raad echter vrij om anderen hierbij in te schakelen. De redactie van deze bepaling is (...) minder dwingend dan het huidige (lees: toenmalige) artikel 161, waarin het college is belast met de voorbereiding van alles waarover zal worden beraadslaagd en besloten. Het ligt in het gedualiseerde stelsel met zijn andere verdeling van bevoegdheden tussen raad en college voor de hand dat van deze vrijheid in voorkomende gevallen ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt." Vervolgens noemt de minister inderdaad de door u reeds gerefereerde voorbeelden van o.a. het instellen van een onderzoek en de voorbereiding van een reactie op een kritisch rapport van de rekenkamer. Dit neemt echter niet weg dat deze voorbeelden slechts illustratief zijn en zeker niet uitputtend. Anders gezegd heeft de door u gerefereerde passage uit de Kamerstukken ons niet op andere gedachten gebracht, in tegendeel, o.i. geeft de bewuste passage uit de EK-stukken een bevestiging van onze eerder aan u kenbaar gemaakte opvatting.
 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
 
 
bijlage III
Van:
Verzonden:
Aan:
CC:
Onderwerp:
 
dinsdag 24 september 2002 8:52
 
RE: commissie SNG
                         De door u genoemde passage was mij bekend. De
minister noemt daar en elders echter voorbeelden als het voorbereiden van
een enquete en van het standpunt nav een kritisch (!) rapport van de
rekenkamer. Het dualisme beoogt voorts het bestuur bij het college te
leggen. De Gemeentewet gaat uit van een ambtelijke Organisatie voor het
college en noemt (niet meer dan) een griffier voor de raad. Het
initiatiefrecht, dat overigens in veel gemeenten al voor maart 2002 bestond,
is natuurlijk ook bedoeld als een uitzondering op de regel. Daarom blijf ik
van mening dat het aan zich trekken,van (voorbereidende college)
bevoegdheden door de raad in het teken en in de functie van het dualisme
moeten staan. Anders zou zich wellicht zelfs een tendens naar het omgekeerde
monisme kunnen gaan voordoen.
 

 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum
18 oktober 2002

Ons kenmerk
BW 2002/91883

Onderdeel
DGOB/BFO/BW

Inlichtingen
R.Schulte
mr. R. Nehmelman
T (070) 426 7312
F (070) 426 7655

Uw kenmerk
 

Blad
1 van 2

Aantal bijlagen
1

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ  Den Haag

Postadres
Postbus 20011
2500 EA  Den Haag

De heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
   
Onderwerp
Reactie op Wob-verzoek
 
Geachte heer Essers,

In uw faxbericht d.d. 14 oktober 2002 verzocht u mij een nadere toelichting op mijn brief van 11 oktober 2002. U stelde dat u mijn gedachtegang ten aanzien van artikel 11, eerste lid, Wet openbaarheid van bestuur niet kon volgen. In mijn brief heb ik u kenbaar willen maken dat ik op grond van deze bepaling gerechtigd ben uw verzoek af te wijzen aangezien de inhoud van de
e-mailberichten enkel en alleen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en de documenten voorts opgesteld waren ten behoeve van intern beraad.

Aansluitend hierop is uw vooronderstelling juist dat mijns inziens de aan u verstrekte afschriften van de e-mailberichten opgevat moeten worden als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad. Het overleg tussen enkele ambtenaren van mijn ministerie en de burgemeester van Nijmegen betreffende het collegestandpunt inzake het initiatiefvoorstel "Straatnaamgeving door de gemeenteraad" d.d. 25 september 2002, vond inderdaad plaats in de zin van een intern beraad zoals neergelegd in artikel 1, aanhef en onder c, Wet openbaarheid van bestuur. Het betrof immers een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid - in casu de mogelijkheid tot eventuele vernietiging door de Kroon van het bewuste initiatiefvoorstel - binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.

Voorts deel ik u mee dat de notitie met als onderwerp het initiatiefvoorstel in het kader van het instellen van de commissie Straatnaamgeving, aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties per e-mail door de gemeente Nijmegen is toegestuurd op 20 september 2002. In dit e-mailbericht werd door de gemeente Nijmegen verzocht om een korte reactie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de (bijgevoegde) notitie. In de afschriften van de aan u gezonden afschriften van de
e-mailberichten vindt u deze reactie terug. Voor de volledigheid heb ik een afschrift van dit e-mailbericht afkomstig van de gemeente Nijmegen

 
 

Datum
18 oktober 2002

Ons kenmerk
BW 2002/91883

Blad
2 van 2

(e-mailbericht van 20 september 2002, 15:04 uur) exclusief de bijlage van de notitie, met inachtneming van de bepalingen uit de Wet openbaarheid van bestuur, bijgevoegd.

Voor wat betreft uw vraag over de wijze waarop de afspraak voor het overleg van 26 september 2002 tussen enkele ambtenaren van mijn ministerie en de burgemeester van Nijmegen kan ik u het volgende berichten. Op de ochtend van 26 september jl. heeft de burgemeester van Nijmegen telefonisch aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht of het mogelijk was om diezelfde dag kort te overleggen over het onderwerp betreffende de commissie Straatnaamgeving aangezien zij op die datum in verband met een andere afspraak toch in Den Haag zou zijn.

Aangezien ik thans alle informatie aan u heb verstrekt, beschouw ik dit onderwerp als gesloten.

Hoogachtend,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Voor deze,
de plv. directeur Bestuurlijke en Financiële Organisatie,



w.g. C. Riezebos

 
 
bijlage IV
Van:
Verzonden:
Aan:
CC:
Onderwerp:
 
vrijdag 20 september 2002 15:04
 
commissie SNG.doc
 <<commissie SNG.doc>>

Geachte        ,

hierbij het stuk over de nijmeegse variant voor een commissie
straatnaamgeving.

Mocht u kans zien op uiterlijk maandag toch nog een korte
reactie te geven zal ik dit hogelijk waarderen. Wie weet past kennisnemen
van mijn concept in uw preparatie op de kamerdebatten, waarvoor ik u veel
sterkte toewens.

Met vriendelijke groeten



Alle informatie in dit emailbericht is onder voorbehoud.
De Gemeente Nijmegen is op geen enkele wijze aansprakelijk voor vergissingen of onjuistheden in dit bericht.
 

 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum
6 november 2002

Ons kenmerk
BW 2002/94548

Onderdeel
DGOB/BFO/BW

Inlichtingen
mr. R. Nehmelman
T (070) 426 8549
F (070) 426 7655

Uw kenmerk
 

Blad
1 van 1

Aantal bijlagen
2

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ  Den Haag

Postadres
Postbus 20011
2500 EA  Den Haag

De heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
   
Onderwerp
Toegezegde documenten
 
Geachte heer Essers,

Hierbij doe ik u, zoals telefonisch afgesproken, de twee toegezegde documenten toekomen in het kader van de commissie straatnaamgeving Nijmegen. Het betreft allereerst een kopie van het bestand "commissie SNG.doc" (afkomstig van de gemeente Nijmegen) behorend bij het reeds aan u gestuurde afschrift van het e-mailbericht van 20 september 2002 15:04 uur. Daarnaast heb ik een exemplaar voor u bijgesloten van de handreiking bestuursbevoegdheden in een dualistisch stelsel. Met name pagina 19 is, zoals reeds gezegd, van belang.

Hoogachtend,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Voor deze,
de plv. directeur Bestuurlijke en Financiële Organisatie,



w.g. C. Riezebos

 
 
bijlage V
 
Directie Bestuur & Organisatie
Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
 
 
AAN
de Raad van de gemeente Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 24 51
Telefax    (024) 329 23 78
E-mail  gemeente@nijmegen.nl

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

 
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Contactpersoon
24-09-2002   C370 G. Krol
Onderwerp Aantal bijlagen Doorkiesnummer
Initiatiefvoorstel
Straatnaamgeving
  3292451


1. Inleiding

Bij brief van 12 juli 2002 hebben de leden van uw raad, de heren J. van
der Meer, J. Lamers en P.P. Leferink op Reinink aan uw raad voorgesteld
om
a. de voorbereiding van de besluitvorming inzake straatnaamgeving te
delegeren aan een door de gemeenteraad in te stellen commissie
b. een nieuwe verordening regelende de samenstelling en bevoegdheden van
de commissie straatnaamgeving vast te stellen.
Dit initiatiefvoorstel is behandeld in de vergadering van de
raadscommissie Algemeen Bestuur, waarin namens de initiatiefnemers de
strekking van het voorstel nader is toegelicht.

Ingevolge artikel 37, zesde lid van het reglement van orde voor de
raadsvergaderingen moet de raad ons college in de gelegenheid stellen
zijn mening omtrent het voorstel kenbaar te maken.  

Naar onze mening is bij dit initiatief aan de orde het ontwikkelen van
een visie omtrent de manier waarop in het sinds zeer kort heersende
duale bestel de verhouding tussen raad en college zich in toekomst moet
ontwikkelen. 
Ons college acht het daarom verstandig zijn mening schriftelijk kenbaar
te maken. 
Wij vertrouwen er op dat wij u met een gedegen beschouwing over dit
onderwerp van dienst kunnen zijn.

2. Het duale bestel

Op 7 maart 2002 is een nieuwe Gemeentewet inwerking getreden waarmee een
duale verhouding tussen de gemeentelijke bestuursorganen werd ingevoerd.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
1
Het duale bestel impliceert dat de functies en bevoegdheden van met name
college en raad zijn ontvlecht en tegelijkertijd de posities van de
bestuursorganen ten opzichte van elkaar zijn versterkt. 
Kortweg geformuleerd is de strekking van de dualisering dat het bestuur
van de stad niet meer is opgedragen aan de raad maar aan het college.
Dit zal in fasen verlopen. Op 7 maart 2002 is de eerste fase in werking
getreden. 
De duale Gemeentewet is overigens in veel opzichten een bevestiging van
een in de praktijk reeds gegroeide situatie. 
Bestuur is in dit verband te verstaan als voorbereiden en uitvoeren van
beleid en het nemen van besluiten in concrete gevallen.

De wethouders zijn geen lid meer van de raad, en kunnen ook geen lid
meer zijn van door de raad ingestelde commissies. Omgekeerd kunnen
raadsleden geen lid meer zijn van door het college ingestelde
commissies. 

De raad moet zich niet meer bezig houden met (mee)besturen maar zich
concentreren op zijn functie als lokale volksvertegenwoordiging. Daartoe
zijn de kaderstellende maar vooral de controlerende bevoegdheden van de
gemeenteraad in de nieuwe Gemeentewet versterkt. 
Wij merken hierbij op dat voor de volksvertegenwoordigende rol van de
raad geen nieuwe bevoegdheden aan de raad zijn toegekend. De nadruk die
op de functie volksvertegenwoordiging gelegd wordt moet in onze ogen
worden begrepen als tegenhanger van de bestuurlijke rol van het college.

3. Commissies in de nieuwe Gemeentewet

Krachtens de tot 7 maart 2002 geldende Gemeentewet kon de raad, zij het
op voorstel van het college, bevoegdheden van het college overdragen aan
een door de raad ingestelde commissie.
Ingevolge de artikelen 156, 165 en 178 van de nieuwe Gemeentewet (voor
zover hier relevant) kunnen respectievelijk de raad, het college en de
burgemeester bevoegdheden overdragen aan door hen ingestelde commissies.
De raad kan daarnaast bevoegdheden overdragen aan het college.
Dit betekent dus dat alleen de raad bevoegdheden die hém toekomen kan
delegeren, en dat dan uitsluitend aan (het college of) een door hem
ingestelde commissie. 
Bevoegdheden van het college kunnen eveneens uitsluitend door het
college worden overgedragen aan een door het college zelf ingestelde
commissie.

Ook adviescommissies kunnen ingevolge artikel 84 van de gemeentewet
uitsluitend ingesteld worden door het orgaan waaraan zij moeten
adviseren. De bestuursorganen kunnen elkaar dus als het ware geen
adviesorganen meer opdringen.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
2
 
Zoals al gezegd kunnen ingevolge kunnen krachtens het tweede lid van
genoemd artikel in samenhang met artikel 83 tweede lid, de wethouders en
de burgemeester geen lid zijn van een door de raad ingestelde
adviescommissie en raadsleden geen lid van een door het college
ingestelde commissie.

4. Bevoegdheid van het college

Met het initiatiefvoorstel is in het geding de aan het college
opgedragen bestuursbevoegdheid van het voorbereiden van de beslissingen
van de raad. Zie artikel 160, eerste lid onder b van de Gemeentewet.

5. Doelstelling initiatiefvoorstel

5.1 Algemeen 

Het initiatief beoogt blijkens de aanhef de raad te laten besluiten om
de voorbereiding van de besluitvorming inzake straatnaamgeving te
delegeren aan een door de gemeenteraad in te stellen commissie.

De tekst van de bijgevoegde ontwerpverordening heeft overigens een
andere strekking. Wij komen daar nog op terug.

Alvorens verder in te gaan op de merites van dit voorstel tot delegatie
willen wij een misverstand ophelderen.  
De achterliggende bedoeling van het voorstel is, zo stellen de
initiatiefnemers, de bevoegdheid van straatnaamgeving te laten bij de
gemeenteraad.
Dit is evenwel een onjuiste voorstelling van zaken.
Straatnaamgeving is ook zonder dit initiatief wettelijk een bevoegdheid
van de raad. Deze bevoegdheid behoort tot de categorie van autonome
raadsbevoegdheden die eventueel pas in een latere fase en nadat de
Grondwet daartoe is gewijzigd aan het college zullen worden opgedragen.
 
Straatnaamgeving is overigens wel een van de weinige bevoegdheden waarin
uw raad zijn bestuurstaak nog ten volle uitvoert, namelijk door ook in
individuele gevallen te beslissen, in casu over namen van straten en
gemeentelijke gebouwen en wijkindeling. Het college is belast met de
voorbereiding van deze besluiten.

In het duaal bestel ligt het in onze ogen meer in de rede dat de raad
kaders stelt voor straatnaamgeving maar de uitvoering in individuele
gevallen delegeert aan het college. De gebruikelijke werkwijze is immers
nu al dat de raad onder meer in verordeningen kaders creëert die door
het college via nadere regels en vergunningverlening in individuele
gevallen worden ingevuld.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
3
 
5.2 Bestuurscommissie?

Zoals uit paragraaf 3 blijkt kan de raad alleen zijn eigen bevoegdheden
delegeren aan een commissie.

Delegeren betekent overigens, om een ander misverstand op te helderen,
dat de raad zelf niét meer bevoegd is: hij draagt immers zijn
bevoegdheid over aan een commissie. Een kenmerk van delegatie is dat het
delegerende orgaan pas weer bevoegd wordt als het de delegatie intrekt.

Als het initiatief in de bijgevoegde ontwerpverordening op het pad van
delegatie van bevoegdheden door zou zijn gegaan, zou reeds om deze reden
het initiatief zijn doel voorbij schieten. De straatnaamgeving zou dan
immers juist bij de raad worden weggehaald.

Wij constateren dat in de voorgestelde verordening geen sprake is van
delegatie van raadsbevoegdheden, maar van het toekennen van een
bevoegdheid om de besluitvorming van de raad voor te bereiden.
Voor zover hierbij bedoeld is om de commissie te belasten met het
voorbereidende werk van het college dat uitmondt in het doen van
concrete raadsvoorstellen, gaat het om de reeds genoemde bevoegdheid van
het college. Het door de raad overdragen van deze bevoegdheid aan een
commissie achten wij in strijd met de wet.

Op zichzelf kan worden aangenomen dat niet alles wat in de raad aan de
orde komt, ook altijd in eerste instantie en volledig door het college
moet zijn voorbereid. Het duale bestel en de duale Gemeentewet maken op
dit punt net iets meer mogelijk dan voor 7 maart 2002. Dit zou inhouden
dat de raad de voorbereiding in eigen hand neemt.
 
Uitgangspunt is evenwel gebleven dat het college de raadsbesluiten
voorbereidt. De Gemeentewet gaat er ook vanuit dat het college daar ook
een ambtelijke organisatie voor heeft, terwijl op grond van de wet voor
de raad kan worden volstaan met een griffier.
Wettelijk is nu bijvoorbeeld ook het recht van initiatief voor
raadsleden geïntroduceerd, dat inhoudt dat raadsleden een besluit kunnen
voorbereiden. Dit recht bestond overigens in Nijmegen reeds, en is in
het huidig reglement van orde geregeld op een manier die ook past in de
nieuwe Gemeentewet.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel werd voorts nog als
voorbeeld genoemd dat de raad de voorbereiding van een enquête zelf ter
hand neemt. Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer stelde de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden het aannemelijk te
achten dat de raad de voorbereiding van een reactie op een kritisch
rapport van de rekenkamer of rekenkamerfunctie in eigen hand wil houden.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
4
Wellicht is ook de (externe) raadscommissie voor de bezwaarschriften een
voorbeeld. Daar gaat het immers om een heroverweging door de raad zelf
van in eerste instantie door het college voorbereide raadsbesluiten aan
de orde. 

Een voor de hand liggend ander voorbeeld is natuurlijk het
rechtspositioneel en organisatorisch beheer van de griffie. Dit is een
eigen bestuurstaak van de raad waarvan het overigens ook denkbaar is dat
deze geheel of gedeeltelijk aan het college wordt gedelegeerd. 
 
Met als uitgangpunt dat het college raadsbesluiten voorbereidt, heeft uw
raad ook keuzen gemaakt ten aanzien van omvang en samenstelling van de
griffie. Indien de raad de voorbereiding van de straatnaamgeving van het
college wenst over te nemen zal de griffie op dit punt versterkt moeten
worden.
De regeling van ambtelijke bijstand is immers niet bedoeld voor het
structureel overhevelen van ambtelijke capaciteit van het college naar
de raadsgriffie.
Ook lijkt ons niet de bedoeling van het initiatiefrecht dat alle
besluiten van de raad in een bepaald kader, zoals in dit geval
straatnaamgeving, via de procedure van initiatiefvoorstellen tot stand
komen.

In zijn algemeenheid is onze opvatting dat de raad de voorbereiding ter
hand kán (niet moet) nemen van besluiten inzake de hem expliciet in zijn
duale rol toegekende bevoegdheden. 
Naar onze overtuiging is het structureel zelf ter hand nemen van de taak
straatnaamgeving en het daardoor weghalen bij het college van het
voorbereiden van besluiten daarover in strijd met het duale bestel.
 
5.3 Adviescommssie?

De taak van de commissie is in artikel 2 van de ontwerpverordening
omschreven als het voorbereiden van de besluitvorming van de raad en het
overleggen met het college.
Deze taakomschrijving is identiek aan die in de verordening
raadscommissies, die op haar beurt deze bewoordingen weer ontleent aan
artikel 82 van de gemeentewet.
Dit zou betekenen dat een rol wordt beoogd als die van de huidige vier
functionele raadscommissies zoals die voor Algemeen Bestuur en voor
Stadsontwikkeling.
Deze commissies bereiden de politieke besluitvorming binnen de raad
voor, zonder dat zij treden in de wettelijke voorbereidende bevoegdheden
van het college.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
5
Indien zo'n "adviserende" rol inderdaad de bedoeling van de
initiatiefnemers is, kan dit inderdaad met behulp van de voorliggende
ontwerpverordening zonder juridische bezwaren gerealiseerd worden.

Omdat de aanhef van het initiatiefvoorstel over delegatie spreekt, zou
uw raad de initiatiefnemers moeten vragen hun bedoelingen op dit punt te
verduidelijken.

Wel zal dan het onderdeel betreffende het delegeren van de voorbereiding
van de besluitvorming uit de tekst van het voorstel moeten worden
ingetrokken. 

Overigens had dan vanuit een oogpunt van systematiek een voorstel voor
de hand gelegen om de verordening raadscommissies aan te passen.
 
Raadsvoorstellen tot straatnaamgeving komen tot dusver in de commissie
Stadsontwikkeling. De commissie kan desgewenst daarover burgers en
deskundigen horen.
Op deze wijze komt dus ook nu al de volksvertegenwoordigende rol van de
raadsleden tot uiting.

Terzijde merken wij op dat wellicht ook, los van welke formele regeling
ook, oplossingen denkbaar zijn om raadsleden of commissie
Stadsontwikkeling in praktische zin nauwer bij straatnaamgeving te
betrekken dan tot dusver gebruikelijk.

Het voorliggende voorstel heeft in de thans bedoelde variant als gevolg
dat voorstellen van het college niet meer in de commissie SO komen maar
in een afzonderlijke commissie. Dit roept dan weer wel de vraag op wat
überhaupt de winst is voor de raad bij het instellen van zo'n aparte
commissie. Die winst moet vermoedelijk gevonden worden in de afwijkende
samenstelling.
 
Volgens het voorstel bestaat de commissie uit drie raadsleden en ten
minste drie overige leden.
Die overige leden zijn gedacht als deskundigen van het soort als ook
voor het college werden en ongetwijfeld opnieuw moeten worden
ingeschakeld.

Dit werpt evenwel op zijn beurt weer de vraag op hoe de beoordeling door
deze deskundigen past naast en na de inschakeling van deskundigen door
het college.
Immers, het college heeft in deze variant net als nu de taak de raad
voorstellen te doen over straatnaamgeving. Bij deze voorbereiding kan
het college zich blijven bedienen van deskundigen zoals heemkundigen,
historici en planologen, al dan niet door daartoe zelf een commissie in
te stellen. Daarnaast zal het college de betrokken burgers kunnen
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
6
betrekken bij de voorbereiding. Over deze en dergelijke aspecten zal,
indien tot deze variant wordt besloten, nog nadere afstemming nodig
zijn.

6. Conclusies en aanbevelingen
 
1. Wij stellen uw raad voor de initiatiefnemers te vragen hun
bedoelingen inzake de status van de in te stellen commissie te
verduidelijken. Is delegatie aan een bestuurscommissie bedoeld of de
instelling van een adviescommissie?
Bij delegatie van de bevoegdheid tot straatnaamgeving aan een
bestuurscommissie raakt de raad deze bevoegdheid kwijt.
Indien uitsluitend de voorbereidingstaak wordt gedelegeerd speelt dit
niet.
2. Indien de raad op enigerlei wijze straatnaamgeving geheel aan zich
wil trekken moet niet alleen de ontwerpverordening worden aangepast,
maar moeten ook de consequenties voor omvang en samenstelling van de
griffie worden aangegeven.
3. Wordt een adviescommissie beoogd, dan is verduidelijking gewenst over
de rol van die commissie, en met name van de deskundigen daarin, naast
die van het college en zijn ambtenaren en deskundigen. Dit aspect zou in
overleg met ons college nader uitgewerkt moeten worden.
4. Voor wat betreft het aspect formeel toekennen van de
voorbereidingstaak van het college aan een bestuurscommissie achten wij
het voorstel in strijd met de wet; het geheel aan zich trekken van de
taak straatnaamgeving door de raad achten wij in strijd met het duale
bestel.
5. Uw raad zou moeten overwegen of hij zich op het stuk van
straatnaamgeving niet meer zou moeten concentreren op kaderstelling.
Hij zou het college daartoe om voorstellen kunnen vragen.
Indien hij van oordeel is dat dit beleidsterrein zich daartoe bij
uitstek leent, kan hij besluiten de voorbereiding zelf ter hand te
nemen.
Hij kan dan de griffier opdracht geven een nota uit te werken en het
college verzoeken om ambtelijke bijstand. 
Na enige tijd zou de raad desgewenst ook de evaluatie en bijstelling
weer op dezelfde manier ter hand kunnen nemen.

Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen
De burgemeester,                      de secretaris,



mevr. Dr. G. ter Horst               ir. H.K.W. Bekkers
 
 
bijlage VI
 
www.vernieuwingsimpuls.nl 5    De grondwettelijke auto-
      nome bestuursbevoegdheid


De autonome bestuursbevoegdheid blijft vooralsnog bij de raad. Onder de autonome bestuursbevoegdheid wordt de bevoegdheid van het gemeentebestuur verstaan besluiten te nemen over zaken die niet bij de Gemeentewet of een bijzondere wet specifiek aan een gemeentelijk bestuursorgaan (raad of college) zijn opgedragen en die ook niet specifiek aan een ander overheidsorgaan zijn opgedragen (zoals rijks- of provincieorganen). De autonome bestuursbevoegdheid betreft besluiten die niet zijn het stellen van algemene regels (zoals verordeningen). Besluiten uit die laatste categorie zijn immers in principe altijd bevoegdheden van de raad. In de sfeer van de gemeentelijke autonomie zijn ook de typische bestuursbevoegdheden, zoals het beslissen op een aanvraag voor een beschikking, raadsbevoegdheden.

Deze bevoegdheid van de raad berust op artikel 124 en 125 van de Grondwet. Voorbeelden van het gebruik van de autonome bestuursbevoegdheid betreffen het besluit tot de bouw van een nieuw gemeentelijk zwembad, straatnaamgeving en huisnummering, het aangaan van jumelages met buitenlandse gemeenten en het vaststellen van subsidies aan culturele instellingen. Delegatie van specifieke autonome bestuursbevoegdheden aan het college komt dikwijls voor, bijvoorbeeld inzake subsidieverlening.

Om mogelijk te maken dat de algemene autonome bestuursbevoegdheid bij het college berust is een grondwetswijzing noodzakelijk. Het voornemen bestaat om door een herziening van de artikelen 124 en 125 van de Grondwet te verankeren dat de autonome bestuursbevoegdheid bij het college terechtkomt. Dat zal echter nog wel enige tijd op zich laten wachten. Deze grondwetsherziening bevindt zich op dit moment nog in de voorbereidende fase. Er is advies van de Raad voor het openbaar bestuur gevraagd. Een grondwetswijziging zal tweemaal door beide Kamers van de Staten-Generaal moeten worden aanvaard, waarvan de tweede keer met een 2/3 meerderheid. Tussen de eerste en de tweede lezing van een grondwetsherziening dient een verkiezing van de Tweede Kamer plaats te vinden.

[...]

Bron: Handreiking bestuursbevoegdheden in een dualistisch stelsel
VNG Uitgeverij, Den Haag 2002, pag. 19

 
 

Edited by RE overzicht initiatiefvoorstel