| ||||
De heer drs. R.C. Essers Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR NIJMEGEN | ||||
Onderwerp Verzoek informatie o.g.v. de Wob | ||||
Geachte heer Essers, In antwoord op uw schrijven van 28 september jl., waarin u mij verzocht om toezending van een kopie van de documenten die betrekking hebben op een overleg van donderdag 26 september 2002 tussen enkele ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeente Nijmegen, in het bijzonder de burgemeester van Nijmegen mevrouw dr. G. ter Horst, bericht ik u als volgt. Voor wat betreft dit overleg zijn geen schriftelijke stukken door de ambtenaren van het ministerie opgesteld. Ik kan derhalve dan ook geen schriftelijke documenten van dit overleg aan u doen toekomen. Vóór het overleg van 26 september jl. is echter wel schriftelijk - door middel van e-mail - contact geweest tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeente Nijmegen. Op grond van artikel 11, eerste lid, Wet openbaarheid van bestuur ben ik gerechtigd uw verzoek om openbaarmaking af te wijzen, nu de betreffende e-mails zijn aan te merken als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad en de e-mails bovendien persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Bijgaand verstuur ik u echter op grond van artikel 11, tweede lid, Wet openbaarheid van bestuur met het oog op een goede en democratische bestuursvoering een afschrift van drie | ||||
| ||||
De conclusie die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in deze e-mailberichten tot uitdrukking heeft gebracht, is eveneens tijdens het overleg met de burgemeester van Nijmegen aan de orde gesteld. Van deze conclusie is tijdens dit overleg niet afgeweken. De gemeente Nijmegen heeft overigens aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alleen een notitie verstrekt met als onderwerp het initiatiefvoorstel in het kader van het instellen van de commissie Straatnaamgeving. Deze notitie is in de vorm van een brief aan de gemeenteraad van Nijmegen op 24 september jl. gestuurd en is derhalve reeds openbaar.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend,
| ||||
bijlage I | |
Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: |
maandag 23 september 2002 17:06 commissie SNG |
Ik heb uw notitie gelezen en wil u echter gaarne wijzen op pagina 61 van de Memorie van Toelichting behorend bij het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur (TK 2000/01 27 751, nr. 3). Op deze pagina van de MvT wordt namelijk het volgende gesteld mbt de voorbereiding en uitvoering van raadsbesluiten en de mogelijke rol die raad daarin nog speelt. Letterlijk staat erover deze materie in de MvT het volgende: "(...) De raad is echter wat dit betreft niet uitsluitend aangewezen op het college. Hij kan in het kader van zijn geëxplicteerde initiatiefrecht zelf ontwerp-verordeningen opstellen (...). Voorts kan de raad de voorbereiding van zijn besluiten ook opdragen aan een raadscommissie. Verder is het evident dat de raad de voorbereiding van zijn besluiten ter effectuering van zijn controlerende functie zelf ter hand neemt of zal opdragen aan een raadscommissie (...)." De in de notitie SNG gemaakte conclusie waarin wordt opgemerkt dat het structureel weghalen bij het college van het voorbereiden van besluiten over namen van straten en over wijkindeling op geen enkele wijze in te passen is in de (huidige) Gemeentwet of het duale bestel, is met het bovenstaande moeilijk te rijmen. Voor het overige deel van de notitie over de straatnaamgeving heb ik geen aanvullende opmerkingen. Hopende u hiermee van dienst te zijn geweest. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | |
bijlage II | |
Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: |
dinsdag 24 september 2002 10:54 Commissie SNG |
De door u genoemde voorbeelden waaraan de minister heeft gerefereerd mbt het door de raad voorbereiden van een enquete en van het standpunt n.a.v. van een kritisch rapport van de rekenkamer, zijn gedaan in de Memorie van Antwoord tijdens de behandeling in de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2001/02, 27 751, nr. 10b p. 50). In dezelfde passage wordt door de minister echter tevens het volgende opgemerkt (nav enkele vragen van de CDA-fractie EK): "Artikel 160, eerste lid, onder b, geeft het college de bevoegdheid beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester daarmee is belast. Het staat de raad echter vrij om anderen hierbij in te schakelen. De redactie van deze bepaling is (...) minder dwingend dan het huidige (lees: toenmalige) artikel 161, waarin het college is belast met de voorbereiding van alles waarover zal worden beraadslaagd en besloten. Het ligt in het gedualiseerde stelsel met zijn andere verdeling van bevoegdheden tussen raad en college voor de hand dat van deze vrijheid in voorkomende gevallen ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt." Vervolgens noemt de minister inderdaad de door u reeds gerefereerde voorbeelden van o.a. het instellen van een onderzoek en de voorbereiding van een reactie op een kritisch rapport van de rekenkamer. Dit neemt echter niet weg dat deze voorbeelden slechts illustratief zijn en zeker niet uitputtend. Anders gezegd heeft de door u gerefereerde passage uit de Kamerstukken ons niet op andere gedachten gebracht, in tegendeel, o.i. geeft de bewuste passage uit de EK-stukken een bevestiging van onze eerder aan u kenbaar gemaakte opvatting. | |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | |
bijlage III | |
Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: |
dinsdag 24 september 2002 8:52 RE: commissie SNG |
De door u genoemde passage was mij bekend. De minister noemt daar en elders echter voorbeelden als het voorbereiden van een enquete en van het standpunt nav een kritisch (!) rapport van de rekenkamer. Het dualisme beoogt voorts het bestuur bij het college te leggen. De Gemeentewet gaat uit van een ambtelijke Organisatie voor het college en noemt (niet meer dan) een griffier voor de raad. Het initiatiefrecht, dat overigens in veel gemeenten al voor maart 2002 bestond, is natuurlijk ook bedoeld als een uitzondering op de regel. Daarom blijf ik van mening dat het aan zich trekken,van (voorbereidende college) bevoegdheden door de raad in het teken en in de functie van het dualisme moeten staan. Anders zou zich wellicht zelfs een tendens naar het omgekeerde monisme kunnen gaan voordoen. | |
| ||||
De heer drs. R.C. Essers Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR NIJMEGEN | ||||
Onderwerp Reactie op Wob-verzoek | ||||
Geachte heer Essers, In uw faxbericht d.d. 14 oktober 2002 verzocht u mij een nadere toelichting op mijn brief van 11 oktober 2002. U stelde dat u mijn gedachtegang ten aanzien van artikel 11, eerste lid, Wet openbaarheid van bestuur niet kon volgen. In mijn brief heb ik u kenbaar willen maken dat ik op grond van deze bepaling gerechtigd ben uw verzoek af te wijzen aangezien de inhoud van de Aansluitend hierop is uw vooronderstelling juist dat mijns inziens de aan u verstrekte afschriften van de e-mailberichten opgevat moeten worden als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad. Het overleg tussen enkele ambtenaren van mijn ministerie en de burgemeester van Nijmegen betreffende het collegestandpunt inzake het initiatiefvoorstel "Straatnaamgeving door de gemeenteraad" d.d. 25 september 2002, vond inderdaad plaats in de zin van een intern beraad zoals neergelegd in artikel 1, aanhef en onder c, Wet openbaarheid van bestuur. Het betrof immers een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid - in casu de mogelijkheid tot eventuele vernietiging door de Kroon van het bewuste initiatiefvoorstel - binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid. Voorts deel ik u mee dat de notitie met als onderwerp het initiatiefvoorstel in het kader van het instellen van de commissie Straatnaamgeving, aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties per e-mail door de gemeente Nijmegen is toegestuurd op 20 september 2002. In dit e-mailbericht werd door de gemeente Nijmegen verzocht om een korte reactie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de (bijgevoegde) notitie. In de afschriften van de aan u gezonden afschriften van de | ||||
| ||||
(e-mailbericht van 20 september 2002, 15:04 uur) exclusief de bijlage van de notitie, met inachtneming van de bepalingen uit de Wet openbaarheid van bestuur, bijgevoegd.
Voor wat betreft uw vraag over de wijze waarop de afspraak voor het overleg van 26 september 2002 tussen enkele ambtenaren van mijn ministerie en de burgemeester van Nijmegen kan ik u het volgende berichten. Op de ochtend van 26 september jl. heeft de burgemeester van Nijmegen telefonisch aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht of het mogelijk was om diezelfde dag kort te overleggen over het onderwerp betreffende de commissie Straatnaamgeving aangezien zij op die datum in verband met een andere afspraak toch in Den Haag zou zijn. Aangezien ik thans alle informatie aan u heb verstrekt, beschouw ik dit onderwerp als gesloten. Hoogachtend,
| ||||
bijlage IV | |
Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: |
vrijdag 20 september 2002 15:04 commissie SNG.doc |
<<commissie SNG.doc>> Geachte , hierbij het stuk over de nijmeegse variant voor een commissie straatnaamgeving. Mocht u kans zien op uiterlijk maandag toch nog een korte reactie te geven zal ik dit hogelijk waarderen. Wie weet past kennisnemen van mijn concept in uw preparatie op de kamerdebatten, waarvoor ik u veel sterkte toewens. Met vriendelijke groeten Alle informatie in dit emailbericht is onder voorbehoud. De Gemeente Nijmegen is op geen enkele wijze aansprakelijk voor vergissingen of onjuistheden in dit bericht. | |
| ||||
De heer drs. R.C. Essers Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR NIJMEGEN | ||||
Onderwerp Toegezegde documenten | ||||
Geachte heer Essers, Hierbij doe ik u, zoals telefonisch afgesproken, de twee toegezegde documenten toekomen in het kader van de commissie straatnaamgeving Nijmegen. Het betreft allereerst een kopie van het bestand "commissie SNG.doc" (afkomstig van de gemeente Nijmegen) behorend bij het reeds aan u gestuurde afschrift van het e-mailbericht van 20 september 2002 15:04 uur. Daarnaast heb ik een exemplaar voor u bijgesloten van de handreiking bestuursbevoegdheden in een dualistisch stelsel. Met name pagina 19 is, zoals reeds gezegd, van belang. Hoogachtend,
| ||||
bijlage V |
Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
|||
AAN de Raad van de gemeente Nijmegen |
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 24 51 Telefax (024) 329 23 78 E-mail gemeente@nijmegen.nl
Postadres | ||
Datum | Datum uw brief | Ons kenmerk | Contactpersoon |
24-09-2002 | C370 | G. Krol | |
Onderwerp | Aantal bijlagen | Doorkiesnummer | |
Initiatiefvoorstel Straatnaamgeving |
3292451 | ||
1. Inleiding Bij brief van 12 juli 2002 hebben de leden van uw raad, de heren J. van der Meer, J. Lamers en P.P. Leferink op Reinink aan uw raad voorgesteld om a. de voorbereiding van de besluitvorming inzake straatnaamgeving te delegeren aan een door de gemeenteraad in te stellen commissie b. een nieuwe verordening regelende de samenstelling en bevoegdheden van de commissie straatnaamgeving vast te stellen. Dit initiatiefvoorstel is behandeld in de vergadering van de raadscommissie Algemeen Bestuur, waarin namens de initiatiefnemers de strekking van het voorstel nader is toegelicht. Ingevolge artikel 37, zesde lid van het reglement van orde voor de raadsvergaderingen moet de raad ons college in de gelegenheid stellen zijn mening omtrent het voorstel kenbaar te maken. Naar onze mening is bij dit initiatief aan de orde het ontwikkelen van een visie omtrent de manier waarop in het sinds zeer kort heersende duale bestel de verhouding tussen raad en college zich in toekomst moet ontwikkelen. Ons college acht het daarom verstandig zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. Wij vertrouwen er op dat wij u met een gedegen beschouwing over dit onderwerp van dienst kunnen zijn. 2. Het duale bestel Op 7 maart 2002 is een nieuwe Gemeentewet inwerking getreden waarmee een duale verhouding tussen de gemeentelijke bestuursorganen werd ingevoerd. | |||
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 1 |
Het duale bestel impliceert dat de functies en bevoegdheden van met name college en raad zijn ontvlecht en tegelijkertijd de posities van de bestuursorganen ten opzichte van elkaar zijn versterkt. Kortweg geformuleerd is de strekking van de dualisering dat het bestuur van de stad niet meer is opgedragen aan de raad maar aan het college. Dit zal in fasen verlopen. Op 7 maart 2002 is de eerste fase in werking getreden. De duale Gemeentewet is overigens in veel opzichten een bevestiging van een in de praktijk reeds gegroeide situatie. Bestuur is in dit verband te verstaan als voorbereiden en uitvoeren van beleid en het nemen van besluiten in concrete gevallen. De wethouders zijn geen lid meer van de raad, en kunnen ook geen lid meer zijn van door de raad ingestelde commissies. Omgekeerd kunnen raadsleden geen lid meer zijn van door het college ingestelde commissies. De raad moet zich niet meer bezig houden met (mee)besturen maar zich concentreren op zijn functie als lokale volksvertegenwoordiging. Daartoe zijn de kaderstellende maar vooral de controlerende bevoegdheden van de gemeenteraad in de nieuwe Gemeentewet versterkt. Wij merken hierbij op dat voor de volksvertegenwoordigende rol van de raad geen nieuwe bevoegdheden aan de raad zijn toegekend. De nadruk die op de functie volksvertegenwoordiging gelegd wordt moet in onze ogen worden begrepen als tegenhanger van de bestuurlijke rol van het college. 3. Commissies in de nieuwe Gemeentewet Krachtens de tot 7 maart 2002 geldende Gemeentewet kon de raad, zij het op voorstel van het college, bevoegdheden van het college overdragen aan een door de raad ingestelde commissie. Ingevolge de artikelen 156, 165 en 178 van de nieuwe Gemeentewet (voor zover hier relevant) kunnen respectievelijk de raad, het college en de burgemeester bevoegdheden overdragen aan door hen ingestelde commissies. De raad kan daarnaast bevoegdheden overdragen aan het college. Dit betekent dus dat alleen de raad bevoegdheden die hém toekomen kan delegeren, en dat dan uitsluitend aan (het college of) een door hem ingestelde commissie. Bevoegdheden van het college kunnen eveneens uitsluitend door het college worden overgedragen aan een door het college zelf ingestelde commissie. Ook adviescommissies kunnen ingevolge artikel 84 van de gemeentewet uitsluitend ingesteld worden door het orgaan waaraan zij moeten adviseren. De bestuursorganen kunnen elkaar dus als het ware geen adviesorganen meer opdringen. |
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 2 |
Zoals al gezegd kunnen ingevolge kunnen krachtens het tweede lid van genoemd artikel in samenhang met artikel 83 tweede lid, de wethouders en de burgemeester geen lid zijn van een door de raad ingestelde adviescommissie en raadsleden geen lid van een door het college ingestelde commissie. 4. Bevoegdheid van het college Met het initiatiefvoorstel is in het geding de aan het college opgedragen bestuursbevoegdheid van het voorbereiden van de beslissingen van de raad. Zie artikel 160, eerste lid onder b van de Gemeentewet. 5. Doelstelling initiatiefvoorstel 5.1 Algemeen Het initiatief beoogt blijkens de aanhef de raad te laten besluiten om de voorbereiding van de besluitvorming inzake straatnaamgeving te delegeren aan een door de gemeenteraad in te stellen commissie. De tekst van de bijgevoegde ontwerpverordening heeft overigens een andere strekking. Wij komen daar nog op terug. Alvorens verder in te gaan op de merites van dit voorstel tot delegatie willen wij een misverstand ophelderen. De achterliggende bedoeling van het voorstel is, zo stellen de initiatiefnemers, de bevoegdheid van straatnaamgeving te laten bij de gemeenteraad. Dit is evenwel een onjuiste voorstelling van zaken. Straatnaamgeving is ook zonder dit initiatief wettelijk een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid behoort tot de categorie van autonome raadsbevoegdheden die eventueel pas in een latere fase en nadat de Grondwet daartoe is gewijzigd aan het college zullen worden opgedragen. Straatnaamgeving is overigens wel een van de weinige bevoegdheden waarin uw raad zijn bestuurstaak nog ten volle uitvoert, namelijk door ook in individuele gevallen te beslissen, in casu over namen van straten en gemeentelijke gebouwen en wijkindeling. Het college is belast met de voorbereiding van deze besluiten. In het duaal bestel ligt het in onze ogen meer in de rede dat de raad kaders stelt voor straatnaamgeving maar de uitvoering in individuele gevallen delegeert aan het college. De gebruikelijke werkwijze is immers nu al dat de raad onder meer in verordeningen kaders creëert die door het college via nadere regels en vergunningverlening in individuele gevallen worden ingevuld. |
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 3 |
5.2 Bestuurscommissie? Zoals uit paragraaf 3 blijkt kan de raad alleen zijn eigen bevoegdheden delegeren aan een commissie. Delegeren betekent overigens, om een ander misverstand op te helderen, dat de raad zelf niét meer bevoegd is: hij draagt immers zijn bevoegdheid over aan een commissie. Een kenmerk van delegatie is dat het delegerende orgaan pas weer bevoegd wordt als het de delegatie intrekt. Als het initiatief in de bijgevoegde ontwerpverordening op het pad van delegatie van bevoegdheden door zou zijn gegaan, zou reeds om deze reden het initiatief zijn doel voorbij schieten. De straatnaamgeving zou dan immers juist bij de raad worden weggehaald. Wij constateren dat in de voorgestelde verordening geen sprake is van delegatie van raadsbevoegdheden, maar van het toekennen van een bevoegdheid om de besluitvorming van de raad voor te bereiden. Voor zover hierbij bedoeld is om de commissie te belasten met het voorbereidende werk van het college dat uitmondt in het doen van concrete raadsvoorstellen, gaat het om de reeds genoemde bevoegdheid van het college. Het door de raad overdragen van deze bevoegdheid aan een commissie achten wij in strijd met de wet. Op zichzelf kan worden aangenomen dat niet alles wat in de raad aan de orde komt, ook altijd in eerste instantie en volledig door het college moet zijn voorbereid. Het duale bestel en de duale Gemeentewet maken op dit punt net iets meer mogelijk dan voor 7 maart 2002. Dit zou inhouden dat de raad de voorbereiding in eigen hand neemt. Uitgangspunt is evenwel gebleven dat het college de raadsbesluiten voorbereidt. De Gemeentewet gaat er ook vanuit dat het college daar ook een ambtelijke organisatie voor heeft, terwijl op grond van de wet voor de raad kan worden volstaan met een griffier. Wettelijk is nu bijvoorbeeld ook het recht van initiatief voor raadsleden geïntroduceerd, dat inhoudt dat raadsleden een besluit kunnen voorbereiden. Dit recht bestond overigens in Nijmegen reeds, en is in het huidig reglement van orde geregeld op een manier die ook past in de nieuwe Gemeentewet. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel werd voorts nog als voorbeeld genoemd dat de raad de voorbereiding van een enquête zelf ter hand neemt. Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer stelde de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden het aannemelijk te achten dat de raad de voorbereiding van een reactie op een kritisch rapport van de rekenkamer of rekenkamerfunctie in eigen hand wil houden. |
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 4 |
Wellicht is ook de (externe) raadscommissie voor de bezwaarschriften een voorbeeld. Daar gaat het immers om een heroverweging door de raad zelf van in eerste instantie door het college voorbereide raadsbesluiten aan de orde. Een voor de hand liggend ander voorbeeld is natuurlijk het rechtspositioneel en organisatorisch beheer van de griffie. Dit is een eigen bestuurstaak van de raad waarvan het overigens ook denkbaar is dat deze geheel of gedeeltelijk aan het college wordt gedelegeerd. Met als uitgangpunt dat het college raadsbesluiten voorbereidt, heeft uw raad ook keuzen gemaakt ten aanzien van omvang en samenstelling van de griffie. Indien de raad de voorbereiding van de straatnaamgeving van het college wenst over te nemen zal de griffie op dit punt versterkt moeten worden. De regeling van ambtelijke bijstand is immers niet bedoeld voor het structureel overhevelen van ambtelijke capaciteit van het college naar de raadsgriffie. Ook lijkt ons niet de bedoeling van het initiatiefrecht dat alle besluiten van de raad in een bepaald kader, zoals in dit geval straatnaamgeving, via de procedure van initiatiefvoorstellen tot stand komen. In zijn algemeenheid is onze opvatting dat de raad de voorbereiding ter hand kán (niet moet) nemen van besluiten inzake de hem expliciet in zijn duale rol toegekende bevoegdheden. Naar onze overtuiging is het structureel zelf ter hand nemen van de taak straatnaamgeving en het daardoor weghalen bij het college van het voorbereiden van besluiten daarover in strijd met het duale bestel. 5.3 Adviescommssie? De taak van de commissie is in artikel 2 van de ontwerpverordening omschreven als het voorbereiden van de besluitvorming van de raad en het overleggen met het college. Deze taakomschrijving is identiek aan die in de verordening raadscommissies, die op haar beurt deze bewoordingen weer ontleent aan artikel 82 van de gemeentewet. Dit zou betekenen dat een rol wordt beoogd als die van de huidige vier functionele raadscommissies zoals die voor Algemeen Bestuur en voor Stadsontwikkeling. Deze commissies bereiden de politieke besluitvorming binnen de raad voor, zonder dat zij treden in de wettelijke voorbereidende bevoegdheden van het college. |
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 5 |
Indien zo'n "adviserende" rol inderdaad de bedoeling van de initiatiefnemers is, kan dit inderdaad met behulp van de voorliggende ontwerpverordening zonder juridische bezwaren gerealiseerd worden. Omdat de aanhef van het initiatiefvoorstel over delegatie spreekt, zou uw raad de initiatiefnemers moeten vragen hun bedoelingen op dit punt te verduidelijken. Wel zal dan het onderdeel betreffende het delegeren van de voorbereiding van de besluitvorming uit de tekst van het voorstel moeten worden ingetrokken. Overigens had dan vanuit een oogpunt van systematiek een voorstel voor de hand gelegen om de verordening raadscommissies aan te passen. Raadsvoorstellen tot straatnaamgeving komen tot dusver in de commissie Stadsontwikkeling. De commissie kan desgewenst daarover burgers en deskundigen horen. Op deze wijze komt dus ook nu al de volksvertegenwoordigende rol van de raadsleden tot uiting. Terzijde merken wij op dat wellicht ook, los van welke formele regeling ook, oplossingen denkbaar zijn om raadsleden of commissie Stadsontwikkeling in praktische zin nauwer bij straatnaamgeving te betrekken dan tot dusver gebruikelijk. Het voorliggende voorstel heeft in de thans bedoelde variant als gevolg dat voorstellen van het college niet meer in de commissie SO komen maar in een afzonderlijke commissie. Dit roept dan weer wel de vraag op wat überhaupt de winst is voor de raad bij het instellen van zo'n aparte commissie. Die winst moet vermoedelijk gevonden worden in de afwijkende samenstelling. Volgens het voorstel bestaat de commissie uit drie raadsleden en ten minste drie overige leden. Die overige leden zijn gedacht als deskundigen van het soort als ook voor het college werden en ongetwijfeld opnieuw moeten worden ingeschakeld. Dit werpt evenwel op zijn beurt weer de vraag op hoe de beoordeling door deze deskundigen past naast en na de inschakeling van deskundigen door het college. Immers, het college heeft in deze variant net als nu de taak de raad voorstellen te doen over straatnaamgeving. Bij deze voorbereiding kan het college zich blijven bedienen van deskundigen zoals heemkundigen, historici en planologen, al dan niet door daartoe zelf een commissie in te stellen. Daarnaast zal het college de betrokken burgers kunnen |
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bedrijfsvoering Centrale Juridische Zaken |
Vervolgvel 6 |
betrekken bij de voorbereiding. Over deze en dergelijke aspecten zal, indien tot deze variant wordt besloten, nog nadere afstemming nodig zijn. 6. Conclusies en aanbevelingen 1. Wij stellen uw raad voor de initiatiefnemers te vragen hun bedoelingen inzake de status van de in te stellen commissie te verduidelijken. Is delegatie aan een bestuurscommissie bedoeld of de instelling van een adviescommissie? Bij delegatie van de bevoegdheid tot straatnaamgeving aan een bestuurscommissie raakt de raad deze bevoegdheid kwijt. Indien uitsluitend de voorbereidingstaak wordt gedelegeerd speelt dit niet. 2. Indien de raad op enigerlei wijze straatnaamgeving geheel aan zich wil trekken moet niet alleen de ontwerpverordening worden aangepast, maar moeten ook de consequenties voor omvang en samenstelling van de griffie worden aangegeven. 3. Wordt een adviescommissie beoogd, dan is verduidelijking gewenst over de rol van die commissie, en met name van de deskundigen daarin, naast die van het college en zijn ambtenaren en deskundigen. Dit aspect zou in overleg met ons college nader uitgewerkt moeten worden. 4. Voor wat betreft het aspect formeel toekennen van de voorbereidingstaak van het college aan een bestuurscommissie achten wij het voorstel in strijd met de wet; het geheel aan zich trekken van de taak straatnaamgeving door de raad achten wij in strijd met het duale bestel. 5. Uw raad zou moeten overwegen of hij zich op het stuk van straatnaamgeving niet meer zou moeten concentreren op kaderstelling. Hij zou het college daartoe om voorstellen kunnen vragen. Indien hij van oordeel is dat dit beleidsterrein zich daartoe bij uitstek leent, kan hij besluiten de voorbereiding zelf ter hand te nemen. Hij kan dan de griffier opdracht geven een nota uit te werken en het college verzoeken om ambtelijke bijstand. Na enige tijd zou de raad desgewenst ook de evaluatie en bijstelling weer op dezelfde manier ter hand kunnen nemen. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen De burgemeester, de secretaris, mevr. Dr. G. ter Horst ir. H.K.W. Bekkers |
bijlage VI | |
5 De grondwettelijke auto- nome bestuursbevoegdheid
Deze bevoegdheid van de raad berust op artikel 124 en 125 van de Grondwet. Voorbeelden van het gebruik van de autonome bestuursbevoegdheid betreffen het besluit tot de bouw van een nieuw gemeentelijk zwembad, straatnaamgeving en huisnummering, het aangaan van jumelages met buitenlandse gemeenten en het vaststellen van subsidies aan culturele instellingen. Delegatie van specifieke autonome bestuursbevoegdheden aan het college komt dikwijls voor, bijvoorbeeld inzake subsidieverlening. Om mogelijk te maken dat de algemene autonome bestuursbevoegdheid bij het college berust is een grondwetswijzing noodzakelijk. Het voornemen bestaat om door een herziening van de artikelen 124 en 125 van de Grondwet te verankeren dat de autonome bestuursbevoegdheid bij het college terechtkomt. Dat zal echter nog wel enige tijd op zich laten wachten. Deze grondwetsherziening bevindt zich op dit moment nog in de voorbereidende fase. Er is advies van de Raad voor het openbaar bestuur gevraagd. Een grondwetswijziging zal tweemaal door beide Kamers van de Staten-Generaal moeten worden aanvaard, waarvan de tweede keer met een 2/3 meerderheid. Tussen de eerste en de tweede lezing van een grondwetsherziening dient een verkiezing van de Tweede Kamer plaats te vinden. [...] Bron: Handreiking bestuursbevoegdheden in een dualistisch stelsel | |
Edited by RE |