AGENDA

van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen
op woensdag 25 september 2002 om 19.30 uur
in het stadhuis.


 

Agenda-
punt
Nummer
raads-
voorstel
Omschrijving voorstel Boek-
werk
Deel
Pagina


 

19.   132/2002   Initiatiefvoorstel "Straatnaamgeving door de               2150-2154
                 gemeenteraad" van Groen Links, CDA en VVD.

                 De commissie Algemeen Bestuur adviseert de
                 gemeenteraad in te stemmen met het voorstel. Het
                 voorstel moet getoetst worden op de juridische
                 implicaties.
 
 

Besluitenlijst van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen op woensdag 25 september 2002 om 19.30 uur in het stadhuis.
Afwezig: Hr. J. Lagerweij, Hr. R.E. Preijers, Hr. A.J.M. van Vroenhoven Omnummer: 12
 
[...]


19.   132/2002   Initiatiefvoorstel "Straatnaamgeving door de               2150-2154
                 gemeenteraad" van Groen Links, CDA en VVD.
                 1e indiener J. van der Meer Groenlinks

                 Voorstel van orde SP: Uitstel van behandeling tot de
                 volgende Raad om het voorstel te stroomlijnen naar
                 standpunt van College en Raad.
                 Voorstel verworpen.

                 Amendement 'Straatnaamgeving, de puntjes op de i ..'

                 De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn
                 openbare vergadering van 25 september 2002.

                 Besluit

                 I.  Beslispunt A. uit het initiatiefvoorstel te
                     wijzigen in:
                     "A. De voorbereiding van de besluitvorming inzake
                     straatnaamgeving op te dragen aan een door de
                     gemeenteraad in te stellen commissie."

                 II. Artikel 3, eerste lid, van de (Ontwerp)
                     Verordening commissie straatnaamgeving te
                     wijzigen in:
                     "1. De commissie bestaat uit ten minste:
                         a. drie leden van de gemeenteraad
                         b. de drie overige leden

                 Toelichting
                 In het initiatiefvoorstel d.d. 12 juli 2002 wordt
                 bij beslispunt A. ten onrechte de term delegeren
                 gebruikt. Van delegatie van bevoegdheden is hier
                 evenwel geen sprake. De wijziging van artikel 3,
                 eerste lid, van de (ontwerp) verordening maakt het
                 mogelijk om meer dan drie leden van de gemeenteraad
                 in de commissie straatnaamgeving te benoemen.


                 Voor 22: Amendement aanvaard

                 Raadsbesluit d.d. 25 september 2002
                 geamendeerd raadsvoorstel aanvaard
                 
 

 

woordelijk verslag
van de


RAADSVERGADERING

van de
Gemeenteraad van Nijmegen
d.d. 25 september 2002


Aanwezig zijn:
de leden: mw F. Ali, mw J. Baard, dhr A.H.B. Beck, dhr P.C.J. Boelens, mw R.C. Bos, dhr P.J.E. Breukers, dhr W.M. van Eck, mw R.B. Ester-Bil, dhr L.C.M. Frings, dhr H.B.W. van Hees, dhr A.H.W. Hillen, dhr J.W.H. van Hooft jr., mw M.E.A. van Hulsentop-van der Linden, dhr M.J.I. Hulskorte, dhr S.M. de Jong, mw C.J.N.S. Kuhuwaël, dhr J.H.J. Lamers, dhr P.P. Leferink op Reinink, mw A.M.E. Lewe, dhr J.W.M. van der Meer, mw W.J. van Nispen, mw A.M. Putten, dhr J.J.M. van Rens, mw H. Roorda, mw A.M.C. Simons-Welschen, mw M.A.B. van der Sloot, dhr P.M. Smals, mw C.B.A. Teunissen, mw J.E.M. Verheijen, dhr E.R.T. Vermeulen, mw W.B.P. Wielakker, mw S.M. de Windt, mw S.Y.R. Witsenhuijsen, dhr J.B.A.M. van Xanten, dhr R.S. Zwart, mw G.C.M. van Zijll de Jong-Lodenstein.
 
Voorzitter: mw G. ter Horst
Griffier: mw T. Jorritsma
Wethouders: dhr P.F.G. Depla, dhr A.J.F.M. Hirdes, dhr J.A.C.van Hooft sr., dhr P.J.J. Lucassen, mw H.T.M. Scholten en dhr G. van Rumund
 
Afwezig: dhr R.E. Preijers, dhr J. Lagerweij, dhr A.J.M. van Vroenhoven
 
Omnummer:  

[...]

19.        Initiatiefvoorstel "straatnaamgeving door de gemeenteraad" van GroenLinks, CDA en
            VVD

De voorzitter: Ik verzoek wethouder Depla om aan de tafel plaats te nemen. Wie mag ik daarover het woord geven? Meneer Van der Meer.

Dhr Van der Meer: Dank u, voorzitter. Het zal u niet ontgaan zijn dat ik straatnaamgeving erg leuk vind. Vroeger had ik daar al een passie voor, mijn favoriete muziek was dan ook het nummer van U2, "where the streets have no name". Ik zit dan eindelijk in de commissie Straatnaamgeving en dan zou ik er weer uit moeten, vanwege zoiets onbenulligs als dualisering. Mijn missie is echter nog niet over, het karwei is nog niet geklaard. Er zijn nog tientallen straten, vooral in de Waalsprong, die straks een naam behoeven. In de afgelopen vier jaar hebben wij prima samengewerkt in de straatnamencommissie. We zijn zelfs aan de slag gegaan met inspraak voor de burger, ver voordat de rest van de raad daaraan toe was. Zo is "de snelbinder" tot stand gekomen na een oproep in "De Brug", de naam "Marikenstraat" ontstaan na inbreng van een raadslid en een peiling onder de bevolking en worden nieuwe straatnamen in bijna alle gevallen voorgelegd aan de nieuwe bewoners. Deze interactie tussen straatnamencommissie en bewoners werd vooral gedragen door de raadsleden in deze zelfde commissie. Wij vinden dan ook dat het zo moet blijven. De juridische bezwaren van het college zijn mager en misschien daarom heeft het college er zeven kantjes voor nodig om ons voorstel af te wijzen. De reactie van het college kwam bovendien erg laat, gisteren pas, terwijl we maanden geleden het voorstel hebben ingediend. Gelukkig hebben we gisteren nog een antwoord kunnen formuleren en dat is rondgemaild en intussen rondgedeeld. Het was ook niet zo moeilijk om op die bezwaren in te gaan en u heeft onze brief kunnen lezen, zodat ik niet punt voor punt inga op de conclusies en aanbevelingen van het college. Grofweg komt het bezwaar van het college erop neer dat alleen het college bevoegd is om raadsvoorstellen voor te bereiden, maar dat is, met alle respect, onzin. De memorie van toelichting op de wet dualisering is wat dat betreft volstrekt helder, ik citeer: "De raad is wat de voorbereiding betreft niet uitsluitend aangewezen op het college. Hij kan in het kader van zijn initiatiefrecht zelf ontwerpverordeningen opstellen. Voorts kan de raad voorbereidingen van zijn besluiten ook opdragen aan een raadscommissie". Nu zijn er drie soorten commissies: raadscommissies, zoals we die al kennen, Art. 82, bestuurscommissies, die bevoegdheden uitoefenen die hen door de raad of het college zijn overgedragen, Art. 83 en andere commissies ex Art. 84. Deze laatste categorie bedoelen wij. In deze commissie, zoals wij die voor ogen hebben, zitten zowel raadsleden als deskundigen, die al dan niet ambtenaar zijn. De commissie overlegt met het college en gaat samen met bewoners op zoek naar geschikte straatnamen. Om de procedure helder weer te geven, wil ik een vergelijking maken met de vorige procedure. voor de dualisering werden beslissingen door het college voorbereid en ter advisering voorgelegd aan de commissie Straatnaamgeving. Het advies ging dan weer terug naar het college, die het conceptraadsvoorstel naar de functionele raadscommissie stuurde. Pas daarna nam de raad een besluit. In de nieuwe situatie, zoals wij die voorstellen, kunnen beslissingen door het college voorbereid worden, de resultaten daarvan gaan naar de commissie Straatnaamgeving, die in overleg met het college tot een raadsvoorstel komt, waarover de raad vervolgens een besluit neemt, zonder tussenkomst van bijvoorbeeld de commissie Stadsontwikkeling. De procedure wordt op deze wijze ook aanzienlijk verkort. De indieners blijven erbij dat niets in de weg staat om het zo op deze manier te regelen. Om die reden stellen we de raad voor, akkoord te gaan met de ontwerpverordening. Overigens willen we twee punten met een amendement herstellen. Dit betreft de wijziging van het eerste beslispunt, in plaats van delegeren wordt het opdragen, en de wijziging van Art. 3, eerste lid van de verordening, daarmee wordt het mogelijk om meer dan drie raadsleden te benoemen. Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel. Wie van de andere leden? Meneer Breukers.

Dhr Breukers: Dank u, voorzitter. Het grote voordeel, wat ik zie aan dit initiatiefvoorstel en het juridisch gesteggel tussen college en indieners en weer andersom, is dat er nu geen onenigheid meer is over de bevoegdheid, wat de straatnaamgeving betreft. Volgens mij is iedereen het erover eens dat het een bevoegdheid van de raad is. Dat betekent ook dat, voor het vastliggen van die bevoegdheid, dit initiatiefvoorstel niet meer nodig is, wat toch een van de doelstellingen is als ik de tekst van het voorstel lees, dus dat is niet meer echt nodig. Blijft dat mijn fractie van mening is dat dit initiatiefvoorstel niet zoveel toevoegt, behalve een hoop rompslomp. Het college bereidt het voor, het gaat naar, afijn u heeft het zonet al uit de woorden van meneer Van der Meer kunnen horen.

Dhr Van der Meer: Ik heb gezegd dat het de hele rompslomp aanzienlijk bekort.

Dhr Breukers: Ik zie dat toch net wat anders. In onze visie blijft het simpelweg zo dat het college de besluitvorming van de raad voorbereidt, ook in het duale systeem.

Dhr Van der Meer: Ook wat initiatiefraadsvoorstellen betreft?

Dhr Breukers: Laat me nou even uitpraten. Het college bereidt de besluitvorming van de raad voor en de commissie Stedelijke Ontwikkeling is de commissie Straatnaamgeving. Daar wordt gesproken over het raadsvoorstel, dat het college doet en daar kan geadviseerd worden. Om nou alle straatnamen vorm te geven als een initiatiefvoorstel, dat vind ik echt van de gekken en dat gaat wat mij betreft nergens over. Kortom, voorzitter, wij zijn tegen dit voorstel.

De voorzitter: Dank u zeer. Mevrouw Van Putten.

Mw Van Putten: Dank u, voorzitter. Ten eerste hebben wij, net zoals andere partijen, problemen met het op het laatste moment beschikbaar komen van de informatie van het college en de reactie hierop van de indieners. Wij vragen ons af of het misschien een optie is om het een maand door te schuiven, tenminste wanneer er meer onduidelijkheid is bij andere partijen. Wij waarderen verder het initiatief van de indieners, maar D66 zet vraagtekens bij het feit of de raad de straatnaamgeving wel geheel naar zich toe zou moeten willen trekken. In de nieuwe verhoudingen tussen de raad en het college zou de raad zich moeten richten op het controleren en het stellen van kaders. Het voorstel, wat er nu ter bespreking voorligt, vindt D66 sympathiek.

Dhr Van Eck: Bij interruptie, u haalt de drie punten uit de dualiseringswet aan, maar de volksvertegenwoordigende taak hoort daar ook bij.

Mw Van Putten: Ja, maar goed. Meneer Van Eck, uw interruptie is prima, maar ik wilde graag even mijn verhaal afmaken. Het voorstel, wat nu voorligt vindt D66 sympathiek, maar of het voorbereiden van de straatnaamgeving direct tot de taak van de raad toehoort, is voor ons een vraagteken. Toegegeven: straatnamen zijn vaak het gesprek van de dag en het is een leuk onderwerp, je kunt je als partij er prettig op presenteren en lekker op profileren, maar dat maakt het wat ons betreft niet direct een taak van de raad, zeker niet het voorbereiden van de straatnamen met De Waalsprong in het vooruitschiet en zeker als het dan ook nog in de vorm van initiatiefvoorstellen moet komen. Ik heb dan zo meteen een berg met zaken die ik wel heel erg leuk vind en relevant en zo, maar niet zo dringend.

De voorzitter: Dank u wel. Meneer Van Hooft.

Dhr Van Hooft: Ik ben eigenlijk het juridische steekspel rondom deze kwestie onderhand beu. Ik vind op zich een commissie Straatnaamgeving zeer sympathiek, dat zou ik ook van harte willen steunen. Ik word er echter toch knettergek van als ik een dag voor een raadsvergadering zeven kantjes juridische rompslomp moet doornemen om te begrijpen wat er hier nou aan de hand is. Ik vind dan ook de argumentatie van het college in die zeven kantjes niet erg overtuigend en van de indieners wat dat betreft veel overtuigender. Dat neemt echter niet weg dat ik nog steeds niet weet hoe het nou exact juridisch zit. De mensen, die in de commissie willen, wil ik hun hobby wel gunnen, laat ik het zo maar zeggen. Het lijkt mij echter verstandig om dit nu niet te doen, maar om dit nog een keer door de commissie te laten gaan, zodat we van alle juridische onduidelijkheid af zijn en kijken of we in een vorm kunnen komen, waarmee we uiteindelijk de commissie kunnen krijgen, waar een aantal hier op zitten te wachten. Ik kan u dan "ach" horen zeggen, ik kan u ook blind steunen, maar ik zit niet te wachten op iedere maand initiatiefvoorstellen vanuit zo’n commissie en zo. Wat dat betreft wil ik dat het als een adviescommissie functioneert. Ik wil overigens ook dat al uw adviezen vervolgens in de reguliere commissie komen, dat wilt u misschien niet, maar dat zou ik toch wel prettig vinden, anders zouden weer alle raadsleden in die commissie Straatnaamgeving moeten zitten en ik wil eerlijk gezegd mijn tijd graag aan nuttigere zaken besteden.

De voorzitter: Dank u wel. Wie van de andere leden? Mevrouw Baard.

Mw Baard: Dank u. Het initiatiefvoorstel, zoals dat er ligt, is wel zeer sympathiek, aangezien wij ook van mening zijn dat straatnaamgeving in principe bij de raad thuishoort. Ik heb geluiden gehoord om het voorstel nogmaals door de commissie te laten gaan, dat is mij ook zeer sympathiek, aangezien inderdaad er nog steeds een juridisch steekspel gaande is en nog niet alle haken en ogen daarvan volledig uitgefilterd zijn. Wat andere mensen ook aangeven, zijn stapels met leuke straatnamen nou wel waar wij ons hier continue over zouden moeten buigen?

De voorzitter: Wie nog? Meneer Van Hees.

Dhr Van Hees: Mevrouw de voorzitter, eindelijk weer een stukje emotie in de raad. Straatnaamgeving ligt mij ook zeer na aan het hart. De eerste keer dat wij met het presidium bij elkaar waren, ging het over de verdeling van wie in welke externe besturen kwam. Ik heb hard geroepen dat ik wel in de straatnaamgeving wel wilde en dat deze ook in de raad hoort. We hebben toen al voorgesteld, helaas zit ik niet bij de indieners, maar dat is nog een club die uit de oude straatnaamgeving komt, om dit naar de raad te trekken. Ik vind dat het college hier een formele en starre opstelling heeft. Het gaat erom dat de grote meerderheid van de raad dit graag naar de raad wil. Dat is een van de punten waarvan ze gezegd heeft dat dit dichtbij de bevolking ligt en dat we dat graag willen. Nou kun je allerlei muggenzifterij gaan doen, allerlei juridische zaken, ik krijg ook zeven pagina’s. Ik denk dan dat de ambtelijke inzet, die daarvoor gepleegd is, beter gepleegd had kunnen zijn voor het reglement van het presidium of de verordening van de raad. De ambtelijke bijstand die daar gepleegd is, daar kom ik even op terug. Ik denk dat er een diepere oorzaak ligt achter wat er nu aan de hand is. Ik vrees straks ook, ik citeer dan toch even uit wat het college in haar zeven pagina’s gegeven heeft: "De regeling van ambtelijke bijstand is immers niet bedoeld voor het structureel overhevelen van ambtelijke capaciteit van het college naar de raadsgriffie". Dat maken wij wel uit. Ten tweede: "Het zelf ter hand nemen door de raad; uitgangspunt is evenwel gebleven dat het college de raadsbesluiten voorbereidt". Dat is prima. "De gemeentewet gaat er ook vanuit dat het college ook daar een ambtelijke organisatie voor heeft, terwijl op grond van de wet voor de raad kan worden volstaan met een griffier". Dit riekt naar toch een bepaalde, laat ik het maar puur zeggen, machtsstrijd. Even aan het begin van deze periode met het dualisme bepalen wie hier de baas is in de raad. Dat is niet de eerste keer gebeurd, dat is ook gebeurd met het verhaal over de fietsvierdaagse, waarvan alle fractievoorzitters zeiden dat er een garantstelling zou moeten worden gegeven en het college zei daarop op formele gronden dat niet te doen. Ik heb er geen zin in om een strijd te houden wie het knapste jongetje of meisje is of wie het beste is, de raad is het hoogste orgaan en de raad heeft hier een gevoelen neergelegd. Ik denk dat het college daaraan gevolg zou moeten geven. In de plaats van dat je een weeklang een ambtenaar laat uitzoeken waarom het niet kan, zou je in dezelfde week ook uit kunnen laten zoeken waarom het wel kan. We zijn dan met elkaar tevreden, want zo’n halszaak is dit niet, maar dat dreigt het wel te worden. Ik vind dat het college hier de confrontatie met de raad zoekt, dat vind ik prima, maar ik vind ook dat het college hier de raad een beetje schoffeert. U zult dat niet met me eens zijn, maar ik vind dat de raad het hoogste orgaan is. Het gevoelen ligt hier, we moeten ophouden met deze strijd van wie de knapste en de sterkste is. Ik was van de week in Maastricht en daar spelen ook dit soort dingen en daar spreekt men er al over om het presidium van de ambtelijke bijstand van de griffie uit te breiden van 4 naar 14 mensen om juist dit soort dingen straks beter te kunnen hanteren. Ik vraag mij ook af hoe wij in de toekomst omgaan als wij stukken naar de commissie en naar de raad willen hebben vanuit de raad zelf, voorgedragen bij de griffie, als wij raadsdiscussies en raadsdebatten willen krijgen, welke wij willen voorbereiden. Wij zullen dan iedere keer bij het college op de stoep moeten staan om te vragen voor ambtelijke bijstand, of moeten we straks maar zorgen dat we een voldoende ambtelijke bijstand hebben? Als u het zo wilt, kunt u het van mij krijgen, maar ik ben dit soort onderlinge strijd eigenlijk spuugzat.

De voorzitter: Meneer Lamers.

Dhr Lamers: Kort, mevrouw de voorzitter. Het is willen of kunnen, in dit geval. Dat gevoel bekruipt ons als fractie hier heel duidelijk. Zulke lange stukken, zeven kantjes, ook onze reactie daarin, de tijd die we erin gestopt hebben. Ik bespeur bij mevrouw Van Putten een reactie van, ach, het is een leuke commissie. Dat is niet waar, het is een commissie die gewoon heel goed zijn werk gedaan heeft, op een hele goede manier. De pers pakt dat op en zegt dat dit een commissie, die burgers betrekt, de heer Van der Meer gaf dat al aan, bij het proces. Iets wat goed gefunctioneerd heeft, moet je willen. Ik denk dat het hier een kwestie is van willen of kunnen.

De voorzitter: Meneer Leferink op Reinink.

Dhr Leferink op Reinink: Dank u wel. Ik zal het heel kort houden. Het is inderdaad wel zo dat drie maanden geleden Jan van der Meer, Jaap Lamers en ik hiermee gekomen zijn. Pas heel laat is er informatie gekomen. In het begin deed vooral wethouder Depla er een beetje lachend over, dat men zich wilde bezighouden met bijzaken en niet met hoofdlijnen. Op de een of andere manier is het zo onbelangrijk dat hij het niet uit handen wil geven. Ik sluit aan dat het eigenlijk ontpopt is in een machtsstrijd. Ik wil even reageren op meneer Van Hooft, welke het een maand uit wil stellen om het juridisch nog duidelijk aan te kijken. Dat hebben we echter al maandenlang gedaan, wat u net ook aangeeft. Er is constant een juridisch steekspel. Wij hebben gisteravond, nadat we pas om 18.00 uur de reactie van het college kregen, duidelijk hapklare antwoorden gegeven op de juridische problemen, die het college aangaf. Het lijkt me, als u Nederlands kunt lezen, dat het heel duidelijk is. Er is geen enkele reden om dat weer opnieuw juridisch te onderzoeken. Ik wou het heel even hierbij laten.

Dhr Van Hooft: Voorzitter, mag ik heel even dan een aanvullende vraag stellen? Ik vind dat het signaal hier wel glashelder is. Het college dient niet tegen te werken, maar mee te werken. Dat is hier in ieder geval niet het geval en dat levert dan zeven kantjes juridische diarree op, waar ik geen touw aan vast kan knopen. Uw argumentatie was veel helderder dan uiteindelijk van het college, maar uiteindelijk kan ik dat allemaal niet controleren, hoe dat zit. U kunt wel stukjes uit de gemeentewet erbij halen, daartegenover staan weer andere stukjes.

Dhr Leferink op Reinink: Wij citeren exact de gemeentewet, waar erin staat dat het valide is.

Dhr Van Hooft: Het is allemaal waar, wat u zegt. Ik kan het alleen niet controleren.

Dhr Leferink op Reinink: U hoeft alleen te lezen.

Dhr Van Hooft: Dat is erg gemakkelijk gezegd, er staat zoveel in de gemeentewet en iedereen pakt weer een ander stukje erbij om zijn eigen gelijk te bewijzen. Ik zou het op prijs stellen als we dit een maand uitstellen, met de opdracht aan het college om niet tegen te werken, maar om mee te werken, zodat we uiteindelijk zonder dit hele theater eromheen, dit op een fatsoenlijke manier kunnen afregelen en niet steeds weer tegen allerlei dingen aanlopen. Ik wil de indieners vragen of zij daar mogelijk mee in kunnen stemmen. De voorzitter: Dat komt zo wel. Dan is het woord aan wethouder Depla. Overigens, u doet eigenlijk een voorstel van orde, namelijk om het terug te verwijzen naar de commissie. Misschien is het echter verstandig om ook even in eerste termijn de wethouder te horen en na de eerste termijn even te kijken of we doorgaan met het debat, of dat we een bespreking in de commissie er nog aan wijden.

Wethouder Depla: Dank u wel, voorzitter, inderdaad veel emoties. Hoe kun je zorgen dat de ambities en de zaken, zoals Van der Meer net aangegeven heeft, op een goede manier kunt organiseren? Hetgeen wat Van der Meer aangeeft, is een procedure. Dat is eigenlijk datgene wat misschien iets minder helder verwoord is, maar in ieder geval gepoogd in de commissievergadering vanuit het college aan te geven dat het een manier van werken was. Het gaat ook helemaal niet om een machtsstrijd, laat dat helder zijn. Er is ook helemaal niet gezegd dat de straatnaamgeving bij het college hoort of dat de besluitvorming bij het college hoort. Het hoort bij de raad, dat hebben we toen ook al aangegeven. De discussie, die heeft plaatsgevonden in de commissie, heeft toen aanleiding gegeven om te zeggen, zo heb ik het opgevat althans, dat de juridische implicatie gezocht en nog eens duidelijk gemaakt moesten worden. Ik had het gevoel dat dat verzoek lag bij de initiatiefnemers van het voorstel. Dat bleek uiteindelijk niet te zijn, om die reden is vrij laat, dat geef ik ook toe, het antwoord gekomen vanuit het college. Als er dan wordt gezegd van het zal allemaal wel en dat er sprake is van een juridisch steekspel, kan ik opmerken dat het antwoord wel tot een amendement op een initiatiefvoorstel leidt. Op zichzelf is het natuurlijk redelijk uniek dat je een initiatiefvoorstel indient, om vervolgens dan zelf weer met een amendement te komen. In zoverre was die juridische, hoe je dat dan ook mag noemen, meneer Van Hooft, niet geheel onzinnig geweest.

Dhr Van der Meer: Mag ik dan even interrumperen, mevrouw de voorzitter? Wij moeten met een amendement komen omdat het college heel laat komt met een reactie.

Wethouder Depla: Dat begrijp ik wel. Ik geef aan dat het feit dat het even wordt afgezet dat het allemaal onzin en onzinnig is, het leidt in ieder geval wel tot een verheldering van de discussie, waarbij we proberen om te zorgen om te kijken hoe de wensen van de raad, namelijk om te zorgen dat de volledige straatnaamgeving, niet naar het college toetrekken. Als je een betrokkenheid hebt van de raad, op wat voor manier dan ook, en een betrokkenheid hebt van burgers, op wat voor manier dan ook, om dat vervolgens ook tot een praktische werkwijze te laten komen. Dat is onze inzet, dat is ook onze ambitie, waarbij we dus absoluut niet willen messentrekken of messen slijpen in de termen, die meneer Van Hees voert, die ik niet kan herkennen. Overigens, meneer Van Hees, maar misschien zou dat een dualisering kunnen zijn, is de raad niet meer per definitie het hoogste orgaan. Dat was vroeger in het monisme, maar is niet meer in het dualisme. Het zijn namelijk twee organen, althans met ieder hun eigen bevoegdheden.

Dhr Van Hees: De raad kan een college naar huis sturen.

Wethouder Depla: Ja, maar u haalt echt een citaat van de oude gemeentewet aan, namelijk dat de raad het hoogste orgaan is. U loopt wat dat betreft natuurlijk ook al in een aantal periodes mee, waar een discussie is gevoerd en waar de discussie toentertijd ook heel sterk was, daar hebben we natuurlijk ook voor een gedeelte misverstanden aan te kijken, een voorstel wat van een aantal jaren geleden was, was om de raad er helemaal uit te trekken en de bevoegdheid geheel naar het college te delegeren. Dat is helemaal niet wat we hebben voorgesteld, dat willen we ook helemaal niet. We willen de raad erbij betrekken, we willen het op een goede, werkbare en duidelijke manier doen, die niet tot allerlei juridische gevechten leidt, waar niemand op zit te wachten en waar het college ook helemaal niet op zit te wachten. Het voorstel wat de SP doet is om nog eens een keer te kijken op basis van hetgeen wat de heer Van der Meer heeft geformuleerd als zijnde ambities, namelijk dat de raad erbij betrokken moet kunnen zijn. Het college komt met voorstellen hoe men op een goede manier de burgers erbij kan betrekken. Vanuit dat streven, wat de heer Van der Meer verwoordt, zou ik eigenlijk het ordevoorstel van de heer Van Hooft graag willen overnemen, zodat we er op een gegeven moment op een manier uit kunnen komen waarvan je kunt zeggen dat het voldoet aan de wensen vanuit de raad en wat ook helder en werkbaar voor de buitenstaanders is. Die handschoen zou ik graag met de initiatiefnemers willen opnemen, zodat we er gezamenlijk uit kunnen komen.

De voorzitter: Oké, dank u wel.

Dhr Van der Meer: Mevrouw de voorzitter, ik zou een minuutje schorsing willen hebben.

De voorzitter: Dat is goed, een minuutje. De vergadering wordt geschorst.

Schorsing

De voorzitter: De vergadering is heropend. Meneer Van der Meer.

Dhr Van der Meer: We moesten even overleggen met de indieners. Wij hebben toch het idee dat het voorstel juridisch voldoende onderlegd is. Wij zien niet in om dat nog een maand uit te stellen, je krijgt dan toch een herhaling van zetten.

Dhr Van Hooft: Nee.

Dhr Van der Meer: Natuurlijk wel. Het college is gekomen met een juridisch antwoord op ons voorstel. Wij zijn gekomen met onze reactie op die reactie. Iedereen heeft dat inderdaad kunnen lezen. U kunt daarover een oordeel vellen. Wij stellen voor om dat toch in stemming te brengen.

De voorzitter: Oké. Dat betekent dat u het voorstel van orde niet steunt. Ik moet dan even kijken wie het voorstel van orde wel steunt en dan kijken we eerst wat daarvan de uitslag is. GroenLinks steunt het voorstel van orde dus niet, de SP heeft ingediend, dus ik neem aan dat deze het voorstel steunt, de PvdA steunt het voorstel van orde om het nu niet verder te behandelen, maar het terug te verwijzen naar de commissie. Meneer Van Hees niet, neem ik aan. Mevrouw Van Putten steunt het voorstel, de heer Hulskorte steunt het niet, de CDA-fractie steunt het niet en de VVD-fractie en de SLN ook niet.
Willen degene die het ordevoorstel wel steunen hun hand even opsteken? Dat is te weinig, dat lijkt mij een minderheid. Dat betekent dat het ordevoorstel niet aanvaard is en we nu overgaan tot de tweede termijn.
De heer Van der Meer, voor de tweede termijn.

Dhr Van der Meer: Ik heb voldoende gezegd, dacht ik zo.

De voorzitter: Meneer Van Hooft.

Dhr Van Hooft: Wij zitten in een groot dilemma, omdat wij voor de commissie zijn. We willen ook dat het geregeld wordt en dat het goed geregeld is, dat kunnen we op dit moment alleen erg moeilijk beoordelen. Iedereen zegt: "ach, kom op man".

Dhr Van Eck: Bij interruptie heb ik een voorstel voor u. Wij nemen dan nu deze verordening aan. Blijkt er toch iets niet te kloppen, dan kan die gerepareerd worden.

Dhr Van Hooft: Dat is nou exact het probleem wat ik dus heb met dit voorstel.

Dhr Van Eck: Die discussie blijft altijd.

Dhr Van Hooft: Nee, want ik wil die discussie niet hebben. Er is een groot verschil met voor dit debat, dat de boodschap van de raad nu is dat het college alle medewerking dient te verlenen aan de totstandkoming van deze commissie, terwijl dat daarvoor dus, gezien de verhoudingen en de manier waarop het ging, niet het geval was.

Dhr Van Hees: Nee, hoor. In de commissievergadering is het heel duidelijk gezegd tegen de wethouder.

De voorzitter: Oké. Het woord is aan mevrouw Baard.

Mw Baard: Wij vertrouwen erop dat de initiatiefnemers in alle maanden, dat zij met het initiatief bezig zijn geweest, een goede juridische onderbouwing daarvoor gevonden hebben.

De voorzitter: Het woord is aan de wethouder.

Wethouder Depla: Ik wil het nog een keer blijven proberen te zeggen, datgene wat Van der Meer heeft aangegeven. Hetgeen hij presenteerde was eigenlijk een soort adviescommissie, namelijk dat het college komt met voorstellen, welke besproken worden met de adviescommissie Straatnaamgeving, welke geen adviescommissie is van stedelijke ontwikkeling, maar een aparte commissie, bestaande uit raadsleden en uit derden, om dat vervolgens aan de raad aan te bieden.

Dhr Van der Meer: Mag ik nog even interrumperen? Ik heb natuurlijk geen derde termijn. Het is natuurlijk geen adviescommissie. Het is een andere commissie, ex Artikel 84, het is dus een soort voorbereidingscommissie. Het creatieve werk vindt daar dus ook plaats en niet alleen een advies over waar het college mee komt, maar in samenspraak met het college gaan raadsleden en deskundigen aan de slag met straatnamen.

Wethouder Depla: U wilt dus eigenlijk, als ik de vraag mag stellen, want u hebt geen derde termijn meer, de oude situatie gewoon handhaven. Deze is namelijk dat we de commissie hebben met een wethouder, die namens het college met voorstellen komt, dat kan ook de burgemeester zijn. Vervolgens gaat deze het met een creatieve manier met u bespreken en met bewoners. Dat is dus eigenlijk hetgeen wat u zou willen?

Dhr Van der Meer: Ja.

Wethouder Depla: Dan is de vraag, dat vraag ik me dus echt af, of de verordening, zoals die nu voorligt, voldoet aan datgene wat u doet. Dat is de twijfel, die we hebben. Het idee, zoals u nu verwoordt, is datgene wat ik in de eerste termijn heb gezegd en wat ik ook al aan heb gegeven in de discussie, is een initiatief wat wij graag willen ondersteunen.

Dhr Van der Meer: Ik wil dan toch even interrumperen. De wetgever heeft nadrukkelijk een mogelijkheid opengelaten om iets aparts te regelen via een commissie, een andere commissie ex Artikel 84. Die mogelijkheid wordt nadrukkelijk opengelaten. Wij maken daar gebruik van, want ik zou op dit moment geen andere commissie kunnen verzinnen, waarop je zo’n commissie Artikel 84 instelt. Ik word ondertussen ook jurist, op zo’n manier.

Wethouder Depla: Volgens mij moeten we daaruit weg zien te blijven. Uiteindelijk moet de verordening natuurlijk wel juridisch stand kunnen houden, dat vraagt u ook als wij met een verordening komen, dat mogen we van elkaar vragen. Het idee is of de Artikel 84 juist voor deze doelstellingen bedoeld is geweest, maar daar blijven we van mening over verschillen met elkaar. Ik ondersteun het idee wat u heeft, daar wil ik graag met u naar werken. De vraag is echter of de verordening, zoals die er nu ligt, daaraan voldoet. Wat dat betreft houden wij als college onze twijfels en stellen wij echt voor om voorlopig even af te zien van het aannemen van dit initiatiefvoorstel.

De voorzitter: Ik moet er nog iets aan toevoegen, niet omdat ik dat graag doe, maar omdat de raad mij geen andere mogelijkheid laat. Er is een kans dat, wat hier in het voorstel staat, in strijd is met de wet, ofwel naar de letter, ofwel naar de geest. Nu de raad wellicht gaat beslissen om deze verordening aan te nemen, waar je een interpretatie aan kunt geven die in strijd is met de wet naar de letter of naar de geest, zal ik moeten onderzoeken of dit in strijd is met de wet en overwegen of we het voor vernietiging voor de Kroon moeten voordragen. Nogmaals, ik doe dat niet graag, omdat ik de indruk heb dat zowel de raad als het college hetzelfde willen. Ik vind het dus een krankzinnig zwaar middel om iets, wat we allemaal willen, te gaan realiseren. Ik vind het ook buitengewoon jammer dat het ordevoorstel niet is aangenomen. Voor mij staat wat dat betreft geen andere weg open. U mag er zo op reageren, meneer Lamers, ik vind het prima, maar het is toch een beetje raar dat op deze manier de raad en het college met elkaar omgaan.
Ik sluit de beraadslaging, we gaan over tot stemming. We stemmen eerst over het amendement en daarna over het voorstel als zodanig.


Amendement 'Straatnaamgeving, de puntjes op de i ..'

De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 25 september 2002.

Besluit

I.    Beslispunt A. uit het initiatiefvoorstel te wijzigen in:
      "A. De voorbereiding van de besluitvorming inzake straatnaamgeving op te dragen aan een door
      de gemeenteraad in te stellen commissie."

II.    Artikel 3, eerste lid, van de (Ontwerp) Verordening commissie straatnaamgeving te wijzigen in:
      "1. De commissie bestaat uit ten minste:
           a. drie leden van de gemeenteraad
           b. de drie overige leden

Toelichting
In het initiatiefvoorstel d.d. 12 juli 2002 wordt bij beslispunt A. ten onrechte de term delegeren gebruikt. Van delegatie van bevoegdheden is hier evenwel geen sprake. De wijziging van artikel 3, eerste lid, van de (ontwerp) verordening maakt het mogelijk om meer dan drie leden van de gemeenteraad in de commissie straatnaamgeving te benoemen.


Willen degene die voor het amendement zijn hun hand opsteken? Dat zijn 22 stemmen, alle anderen daartegen. Het amendement is aangenomen.
Dan gaan we stemmen over het geamendeerde initiatiefvoorstel. Willen degene die voor dit voorstel zijn hun hand opsteken? Dat zijn 22 stemmen, alle anderen daartegen, dat is in dezelfde stemverhouding. Het initiatiefvoorstel is aanvaard.


Notulen raadsvergadering gemeente Nijmegen d.d. 25 september 2002; pag. 63-71

 
 

Edited by RE overzicht vervolg